Hoe zit het met vrouwen in de gemeente? Hoe is de positie van de vrouw in de gemeente maar ook in het ambt te rijmen met de bijbel? De klassieke redenering is dat de man het eerst geschapen is, dat hij na de zondeval door God ter verantwoording is geroepen en dat hij mag heersen en dus de vrouw niet in het ambt mag dienen. Daarnaast wordt vaak 1 Kor 14:34-35 aangehaald om te zeggen dat vrouwen geen leidinggevende posities mogen hebben. Maar wat zegt Paulus in die passage eigenlijk? In deze passage verklaarde Paulus duidelijk dat de vrouwen moeten zwijgen, hij zei dat het lelijk was voor vrouwen om in de gemeenten te spreken, maar hij verbood het niet. Als dat verbod absoluut zou worden geïnterpreteerd dan zullen de meeste vrouwen uit de kerk verdwijnen. Wel het evangelie aan vrienden, familieleden of aan vreemdelingen verkondigen, maar niet in de gemeente? Wel vrouwen in de politieke arena, maar niet in de gemeente? Een dergelijke uitleg wordt door de bijbel natuurlijk niet ondersteund…
Grofweg zit de kwestie vrouw en ambt vast op twee Bijbelse thema’s: de scheppingsorde zoals beschreven in Genesis 1 tot 3 en de zogenoemde ‘zwijgteksten’ in het Nieuwe Testament. In Genesis wordt gezegd dat de man over de vrouw zal heersen. Uit het feit dat God na de zondeval de man aanspreekt, zou je daar een koppositie van de man uit kunnen afleiden, maar dat hoeft niet. Dat de man heerst over de vrouw heeft sowieso een negatieve klank, maar ook kunnen we hier niet zo maar een natuurlijk onderschikking uit afleiden. Dat geldt evenmin voor het feit dat Adam zijn vrouw haar naam geeft. Het zegt niets over de positie van man of vrouw, want even verderop in het Oude Testament zijn het de moeders die hun kinderen namen geven.
Door heel de geschiedenis heen heeft God vrouwen in verschillende rollen gebruikt. Profetessen die die hun boodschappen in het openbaar aan Gods volk verkondigden (ex 15:20; Richt 4:4-16; 2 Kon 22:14-20; Hand 2:17; 21:9). Petrus beweerde dat de geest ook was uitgestort op dienstknechten maar ook op dienstmaagden (Hand 2:18) en volgens Paulus konden ook vrouwen bedieningen krijgen, God had hun dat voorrecht gegeven door de gaven van de Geest (1Kor 11:5) die ook voor hun bestemd waren. De vraag komt boven: wat bedoelde Paulus toen hij zei dat de vrouwen in de kerk moeten zwijgen?
1 Kor 14:34-35
34 Zoals in alle gemeenten der heiligen moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt. 35 En als zij iets willen te weten komen, moeten zij thuis haar mannen om opheldering vragen; want het staat lelijk voor een vrouw te spreken in de gemeente.
Net als in de andere artikelen is van belang te beseffen tegen wie er gesproken wordt, in welke tijdsperiode dat zich heeft afgespeeld en in welke taal er gesproken wordt: de bijbel is namelijk niet aan ons geschreven. Het gaat daar om een brief voor een concrete situatie in een concrete gemeente en we kunnen daar zo maar geen grote conclusies uit trekken. Als je de verhalen in de context leest waren er verschillende groepen met verschillende ideeën die verwarring en spanningen creëerden. De toespraak van de vrouwen waar Paulus naar verwees droeg schijnbaar bij aan de verwarring, ze stelden vragen en plaatsten mogelijke opmerkingen die niet bepaald bijdroegen aan de juiste orde in de gemeente. Dit wordt bevestigd door Paulus die hun vertelde dat als ze vragen hadden, zij die aan hun echtgenoten moesten stellen. In die tijd was het onbeleefd om vragen te stellen vooral als er onwetendheid in geding was, wat het onderwijsproces zou verstoren, m.a.w. de opleiding van de vrouwen kon ook thuis plaats vinden. Het ging dus meer om de juiste houding in de gemeente, het moeten zwijgen betekende niet dat vrouwen nooit mochten spreken, maar verbale controverses aangaan met leiders was onaanvaardbaar, omdat ze onrust veroorzaken. En waarom koos Paulus vrouwen uit? Mogelijk omdat sommigen het doelwit waren van valse leraren en hun praatjes (2 Tim 3:6). Preken was niet het onderwerp: de discussie was niet of vrouwen moesten preken of belangrijke leidende functies in de kerk moesten bekleden, maar over de juiste houding in de kerk wanneer instructie werd gegeven. Vrouwen verbieden om in de kerk te preken of les te geven of zelfs leiderschapsposities te bekleden is misbruik maken van deze tekst…
1 Tim 2:11-12
11 Een vrouw moet zich rustig, in alle onderdanigheid, laten onderrichten, 12 maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft; zij moet zich rustig houden.
Ook hier is Pauls bezorgd over controverses in de gemeente. In vers 8 spoort hij mensen aan om te bidden zonder boosheid of ruzie en in geval van vrouwen maakte de apostel zich zorgen over het gedrag wat storend zou kunnen zijn. Hij spoort hen aan om in stilte en volledige onderwerping te leren (vers 11). Vrouwen worden hier als studenten en discipelen beschreven en worden als zodanig aan hun plichten herinnerd. Paulus verbiedt de toespraak van een student die het leerproces verstoort, waardoor de rechten van de anderen om te horen en te leren worden beschermd. Dus ook hier betekent de uitdrukking “ze moet zwijgen” niet de mond dicht houden, het niet mogen spreken, maar het voorkomen van onrust tijdens het onderwijsproces.
1 Kor 11:2-16 Over hoofdbedekking
4 Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God. 4Iedere man, die bidt of profeteert met gedekten hoofde, doet zijn hoofd schande aan. 5 Maar iedere vrouw, die blootshoofds bidt of profeteert, doet haar hoofd schande aan, want zij staat gelijk met ene, die kaalgeschoren is. 6 Want indien een vrouw zich het hoofd niet dekt, moet zij zich ook maar het haar laten afknippen. Doch indien het een schande is voor een vrouw, als zij zich het haar laat afknippen of zich kaal laat scheren, dan moet zij zich dekken. 7 Want een man moet het hoofd niet dekken: hij is het beeld en de heerlijkheid Gods, maar de vrouw is de heerlijkheid van de man. 8 Want de man is niet uit de vrouw, maar de vrouw uit de man. 9 De man is immers niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om de man. 10 Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben vanwege de engelen. 11 En toch, in de Here is evenmin de vrouw zonder man iets, als de man zonder vrouw. 12 Want gelijk de vrouw uit de man is, zo is ook de man door de vrouw; alles is echter uit God. 13 Oordeelt zelf: is het voegzaam, dat een vrouw met ongedekten hoofde tot God bidt? 14 Leert de natuur zelf u niet, dat, indien een man lang haar draagt, dit een schande voor hem is, 15 doch dat, indien een vrouw lang haar draagt, dit een eer voor haar is? Immers, het haar is haar tot een sluier gegeven.16 Maar, indien het er iemand om te doen is gelijk te hebben, wij hebben zulk een gewoonte niet, en evenmin de gemeenten Gods.
Paulus beschrijft hier dat vrouwen hun hoofd in de kerk moeten bedekken. Moeten vrouwen in de gemeente dat vandaag nog steeds doen? In Bijbelse perioden varieerde dat; in de tijd van de aartsvaderen bedekten prostituees (Tamar) hun gezicht met een sluier (Gen 38:14-15); veel later zien we dat sommige vrouwen in Israël een lange sluier dragen tijdens magische en goddeloze rituelen (Ezech 13:17-21). Een bruid bedekte haar gezicht voor het huwelijk als teken van bescheidenheid. David bedekte ook zijn hoofd in rouw (2 Sam 15:30). Het advies van Paulus moeten we meer zien als een cultureel probleem. Er is geen enkele oudtestamentische wet die vereist dat vrouwen een hoofddoek zouden moeten dragen. Het gebruik van een vrouwelijk hoofdbedekking kwam wel vaker voor in de Griekse en Romeinse samenleving, als een symbool voor morele waarden. Het dragen daarvan bracht eer aan de echtgenoot (als heerlijkheid van de man) en het gezin. Paulus promootte ook onder de christenen een sociale praktijk die verband hield met kleding. Het is mogelijk dat sommige uit de Romeinen bekeerde christenen hun hoofd niet bedekten in aanbidding. Paulus zou hebben geprobeerd die houding te corrigeren om de integriteit van de gemeenschap van gelovigen te beschermen. In onze samenleving is het niet meer gebruikelijk om een hoofddoek te dragen…
Lucas 10:38-42 Tijdens Jezus omwandeling
38 Terwijl zij op reis waren, kwam Hij in een zeker dorp. En een vrouw, Marta geheten, ontving Hem in haar huis. 39 En deze had een zuster, genaamd Maria, die, aan de voeten des Heren gezeten, naar zijn woord luisterde. 40 Marta echter werd in beslag genomen door het vele bedienen. En zij ging bij Hem staan en zeide: Here, trekt Gij het U niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen? Zeg haar dan, dat zij mij komt helpen. 41 Maar de Here antwoordde en zeide tot haar: Marta, Marta, gij maakt u bezorgd en druk over vele dingen, 42 maar weinige zijn nodig of slechts één; want Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen.
Wat Jezus deed in het huis van Martha was niet normaal in de context van de Joodse praktijk in die dagen (Lucas 10:38-42). Ze zat aan de voeten om van Hem te leren en kunnen concluderen dat ze een discipel was. Over het algemeen kregen vrouwen nauwelijks formeel onderwijs. Ze werden thuis door hun moeder geïnstrueerd in zaken die verband houden met de wetten van zuiverheid en onreinheid en hun huishoudelijke verantwoordelijkheden. Dat een rabbijn een vrouw persoonlijk zou onderwijzen was bijna ondenkbaar in het Jodendom van de eerste eeuw. Vrouwen konden leren in de synagoge, maar hun aanwezigheid in de synagoge was sporadisch vanwege hun maandelijkse ovulatie en het feit dat ze voor hun kinderen moesten zorgen. In die zetting is de gebeurtenis in het huis van Martha bijzonder. Jezus onderwijst Maria en vraagt Martha dat ook te doen. Hij zegt tegen haar dat ze zich geen zorgen hoeft te maken, verlicht haar last en daagt haar uit om ook een discipel te worden.
Samenvatting
Jezus heeft vrouwen getraind om het goede nieuws te verkondigen. Hij riep zowel mannen als vrouwen in dienst van het evangelie. Maria Magdalena werd de discipel bij uitstek, ze was getuige bij zijn kruisdood (Mat 27:55-56) en vergezeld zijn lichaam naar het graf (Matt 27:60-61). Op zondagochtend was zij de eerste die naar het graf ging en de discipelen vertelde dat het leeg was (Joh 20:1-2). Maria was de eerste die de opgestane Jezus zag (vers 14) en Jezus gaf haar de opdracht om het de discipelen te vertellen (vers 17) wat ze vervolgens samen met andere vrouwen ook deed (Lucas 24:9).
Als de opgestane Jezus vrouwen gebruikte om de discipelen te verkondigen dat Hij leefde, dan zouden wij zeker vrouwen mogen gebruiken om op het podium het evangelie te verkondigen.
Er zijn geen Joden of Grieken, geen slaven of vrijen, geen mannen of vrouwen, U bent allen één in Christus Jezus, zei Paulus tegen de Galaten. En er is ruimte voor de gaven van de geest en talenten, zowel voor mannen als voor vrouwen.
We doen onszelf tekort als we vrouwen buitensluiten in preken, lesgeven of zelfs in leiderschapsposities…
Tenslotte
Alles draait om de liefde. Jezus kwam om de liefde van de Vader te laten zien. Johannes zei, dat niet wij God liefgehad hebben,… maar dat Hij ons heeft liefgehad en Jezus heeft gezonden als een verzoening voor onze zonden. Dezelfde Jezus gaf ons een nieuw gebod,
34 Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt. 35 Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander. (Joh 13 34-35)
Dus zoals Jezus ons liefheeft, zo moeten ook wij onze naaste liefhebben – dus niet meer je naaste liefhebben als jezelf, maar zoals Jezus ons liefheeft. Daarmee verwoordde Jezus het gebod van naastenliefde radicaler dan Mozes. En dan gaat het over liefde, hulp en medeleven voor je directe familieleden, kennissen maar ook voor vreemdelingen. Een liefde zoals Paulus die verwoordde in de brief aan de Korinthiërs,
4 De liefde is lankmoedig, de liefde is goedertieren, zij is niet afgunstig, de liefde praalt niet, zij is niet opgeblazen, 5 zij kwetst niemands gevoel, zij zoekt zichzelf niet, zij wordt niet verbitterd, zij rekent het kwade niet toe. 6 Zij is niet blijde over ongerechtigheid, maar zij is blijde met de waarheid. 7 Alles bedekt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verdraagt zij. (1 Kor 13:4-7)
En deze liefde zal nooit vergaan! En daarmee staat ook de positie van de vrouw niet meer ter discussie…