Een overzicht van de eschatologie, ofwel de leer van de eindtijd.
Wanneer de Bijbel spreekt over de ‘laatste dagen’, de ‘tijd van het einde’, ‘einde van de eeuwen’, waar gaat het dan over? Is dat het einde van de wereld, de eindtijd, of het einde van iets anders?
Zou het iets anders kunnen zijn?
Wanneer we in de eschatologie duiken is het goed om daarbij 3 punten te overwegen: tijd, taal en locatie.
- Tijd is een heel belangrijke factor. Als je dit weet te onderscheiden dan brengt het je in het juiste tijdperk.
- Profetische en apocalyptische taal in het nieuwe testament, bijvoorbeeld voorstellingen zoals “komende op de wolken, en de zon werd zwart, de maan als bloed en sterren vallen op de aarde”, komen rechtstreeks uit het oude testament. Als je dat gaat begrijpen dan kan het je behoeden voor verkeerde invloeden van mannen zoals Harold Camping, Hal Lindsey, Tim Lahaye etc. en voor zelfmoord excessen zoals Charles Manson, Randy Weaver (geïnspireerd door Hal Lindsey), om een paar te noemen.
- Locatie tenslotte, brengt je op het juiste halfrond. De eerste discipelen werden aangemaand om uit Judea te vluchten en niet uit London.
Vergaat de huidige wereld? De volgende teksten spreken duidelijk andere taal:
“Hij bouwde zijn heiligdom als de hoogste bergen, als de aarde, die Hij voor altoos grondveste.” (Psalm 78:69)
“Hij heeft de aarde op haar grondslagen gevestigd, zodat zij nimmermeer wankelt.” (Psalm 104:5)
“Het ene geslacht gaat en het andere geslacht komt, maar de aarde blijft altoos bestaan.” (Prediker 1:4)
Mattheüs 24:3, “….wat is het teken van uw komst en van de voleinding van de wereld?” refereert naar het einde van de eeuwen, niet de wereldbol, en 2 Petrus 3, “Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen met vuur vergaan,” spreekt over de elementen [stoicheia – elementen (als in elementaire kennis of wetten), overleveringen en wijsbegeerte, wat betrekking heeft op het heersende Judaïstische machtssysteem, ook gebruikt in Galaten 4:3,9; Kolossenzen 2:8,20 en Hebreeën 5:12] die door vuur vergaan. De “nieuwe hemel en de nieuwe aarde” refereren naar de bekrachtiging van het Nieuwe Verbond ten tijde van de verwoesting de oude verbondszetel (oude hemel en oude aarde), Jeruzalem en de tempel:
“Dit is iets waar een diepere betekenis in ligt. Want dit zijn de twee bedelingen: de ene van de berg Sinaï, die slaven baart, dit is Hagar. Het woord Hagar betekent de berg Sinaï in Arabië. Het staat op een lijn met het tegenwoordige Jeruzalem, want dat is met zijn kinderen in slavernij. Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; dat is onze moeder.” (Galaten 4:24-26)
“Daarmee gaf de Heilige Geest te kennen, dat de weg naar het heiligdom nog niet open lag, zolang de eerste tent nog bestond.” (Hebreeën 9:8)
De verwoesting van de tempel is het centrale thema van de eschatologie:
“Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken.” (Mattheüs 24:2)
“En Hij zal het verbond versterken, een week lang; in de helft van de week zal Hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.” (Daniël 9:27)
“Maar laat de voorhof , die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven; zij zullen de heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang.” (Openbaring 11:2)
De ‘laatste dagen’ waren de laatste dagen van het oude verbondssysteem, wat zich afspeelde rond de tempel:
“maar dit is waarvan gesproken is door de profeet Joel: en het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees.” (Handelingen 2:16-21)
“heeft Hij nu in het laatst der dagen gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft.” (Hebreeën 1:2)
De nieuwe verbondstempel van het lichaam van Christus openbaart zich duidelijk nadat de oude tempel is vernietigd (Hebreeën 9:8). Deze nieuwe tempel is de tempel/tabernakel van God omschreven als de “nieuwe hemel en de nieuwe aarde”, een nieuw Jeruzalem een nieuw verbond, en als een bruid, zie Openbaring 21:2, Hebreeën 12:22, en 2 Korinthiërs 11:2.
“En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag een heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen:” Zie, de tabernakel van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volk zijn en God zelf zal bij hen zijn,” (Openbaring 21:1-3)
“Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen,” (Hebreeën 12:22)
“want met de ijver Gods waak ik over u, want ik heb u verbonden aan één man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen.” (2 Korinthiërs 11:2)
De bruid van Christus, die Zijn lichaam, Zijn tempel, Zijn tabernakel is: ten behoeve van zijn lichaam, dat is de gemeente (Kolossenzen 1:24). Gods verbondsvolk is de woonplaats van God die vanuit de hemel zich verbind met de mensen op de aarde. Dit is Zijn wil die wordt gedaan in de hemel zoals ook op de aarde (Mattheüs 6:10). We komen tot dezelfde conclusie in 2 Petrus 3 met betrekking tot oude hemel en oude aarde tegenover de nieuwe hemel en nieuwe aarde:
“Maar de tegenwoordige hemel en aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en de ondergang van de goddeloze mensen….. Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis vergaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen bevonden worden……vol verwachting spoedende naar de komst van de dag Gods, terwille waarvan de hemelen brandende zullen vergaan en de elementen ion vuur zullen wegsleten. Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.” (2 Petrus 3:7,10,12,13)
Hij maakt gebruik van dezelfde profetische taal en symboliek als die van het oude testament waar bv Jesaja zegt:
“Ik heb mijn woorden in uw mond gelegd en met de schaduw mijner hand heb ik u bedekt, Ik die de hemel plant en de aarde grondvest en tot Sion zegt: Gij zijt mijn volk.” (Jesaja 51:16)
Mozes spreekt het verbondsvolk op dezelfde manier aan wanneer hij verklaart:
“Neig uw oor, gij hemelen, dan wil ik spreken, en de aarde hore naar de woorden van mijn mond.” (Deuteronomium 32:1)
Jesaja doet hetzelfde weer wanneer hij zegt:
“Hoort hemelen, en aarde, neig uw oor, want de Here spreekt:…” (Jesaja 1:2).
Dit nieuwe verbond heeft geen eind, het is eeuwigdurend verbond:
“De God nu des vredes, die onze Here Jezus, de grote herder der schapen door het bloed van het eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden,…” (Hebreeën 13:20)
Het is absoluut onmogelijk om de “laatste dagen” weg te moffelen in de frase “eeuwigdurend verbond”. Er is geen eind aan de fysieke aarde, alleen een eind aan het verdwijnende oude verbondssysteem (het Judaisme) in de eerste eeuw (Hebreeën 13:8).
Een eind aan het oude verbondstijdperk. Daniël spreekt over “de eindtijd” van het oude verbond (Dan12:9). Hij heeft het niet over het “einde der tijden”. Openbaring 10:6 geeft duidelijk aan dat “er geen uitstel meer zal zijn”. Het betekend eenvoudig dat er geen uitstel meer zal zijn m.b.t. het uitvoeren van het oordeel bepaald over het onheilige land. Eschatologie heeft te maken met de ‘laatste dagen’, ‘einde der eeuwen’, ‘einde der tijden’, allemaal in verband met oude verbond. Het heeft niets te maken met vernietiging van de planeet aarde met behulp van computerchips etc…
Tijd
Wanneer we een Bijbelse profetie benaderen is het meest belangrijke aspect daarvan de ‘tijd’. De factor ‘tijd’ is de sleutel om leugen en valse profetie aan het licht te brengen. Het volgende is een lijst van exacte jaren die we in de Bijbel tegenkomen, waarbij een vervulling van een specifieke profetie zou worden vervuld: 1, 3, 3½, 7, 15, 65, 70, 80, 120, 400, 483, 490. We zien dat de Bijbel heel specifiek en precies is, en nooit vaag m.b.t. profetieën. God heeft tijd geschapen en onderhoud zich met de mens, die Hij op een juiste manier in de tijd heeft geplaatst. Wanneer de Bijbel zegt dat sommige dingen ‘ver weg’ zijn (‘verzegeld’, Ezechiël 12:27, Daniël 8:26; 12:4,9), dan zijn zij niet ‘nabij’ of ‘dichtbij’. En wanneer de Bijbel spreekt over ‘weldra’, ‘spoedig’, en ‘dichtbij’ (Ezechiël 12:23-25, Openbaring 1:1, 3; 3:11; 16:15; 22:6, 7, 10, 12, 20), dan is dat ook zo. Wanneer God overweegt dat 70 jaar een lange tijd is, dan bedoeld Hij een lange tijd voor de mens, niet voor Hemzelf.
Zonder deze tijdsindicatoren, kan profetie zonder accuratesse ergens in de toekomst geplaatst worden. Deuteronomium 18:21-22 en 1 Tessalonicenzen 5:20-21 zijn twee Bijbelteksten, die een standaard aangeven om profetie te testen. Deze standaard wordt vandaag de dag misbruikt door zogenaamde Premillennialisten, die geloven dat Jezus voor de aanvang van het duizendjarig rijk op aarde zal terugkeren. Zij houden vast aan de uitspraak “één dag is als duizend jaar en duizend jaar is als één dag”. Maar deze uitdrukking heeft te maken met het feit dat God wacht met het uitvoeren van het oordeel, omdat Hij niet wil dat iemand verloren gaat (aldus Petrus). Het heeft niets te maken met een letterlijke dag en letterlijke duizend jaar.
Zoals gezegd, God heeft de mens in de tijd geplaatst, en onderhoud zich met hem in tijd. Profetie zou voor niemand iets kunnen betekenen, als er geen specifieke tijdsindicatoren aan gegeven zijn.
Omdat de premillennium tijdsindicatoren volledig hebben gefaald: Israël in 1948 (terugkomst Jezus in 1988, met in 1981 een opname), en Jeruzalem in 1976, hebben daarom profetische predikers hun aandacht verlegd op de interpretatie van het zogenaamde ‘duizend jaar model’. Maar als dit model wordt gebruikt, dan is het omgekeerde ook waar, namelijk dat het duizendjarig rijk één dag duurt. Nog meer problemen krijgen we met de factor ‘tijd’, als de tenen van Daniël een paar duizend jaar groeien, van het Romeinse rijk in de eerste eeuw tot in een hersteld Romeins rijk. Deze ‘lange’ tenen strekken zich uit over een periode die langer is dan de hoogte van het beeld uit de droom van Nebukadnezar (Daniël 2:31-45). Zo’n groeiend fenomeen zien we vandaag ook bij de premillennium profeten. Sinds 1948 is er een generatie (40 jaar, Hebreeën 3:9,10) voorbij gegaan, en Jezus is niet teruggekomen in 1988, zoals gesuggereerd werd. Er zijn nu 40 jaar voorbij gegaan sinds 1967 bij de Israëlische bezetting van Jeruzalem, en er is nog steeds niets gebeurd. Vandaag zeggen ze dat een generatie ook 60, 70 of 80 jaar kan duren – altijd worden tijdsperioden aangepast om het verhaal maar kloppend te krijgen…
Maar welk geslacht, zei Jezus, zou Zijn terugkomst ‘op de wolken in oordeel’ zien?
“Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voor dat dit alles is geschied.” (Mattheüs 24:34)
DIT GESLACHT, Jezus haalt deze woorden 16 keer aan, Petrus één keer. Als Jezus het woord ‘geslacht’ gebruikt bedoeld Hij ‘dat geslacht’. Het woord ‘geslacht’ wordt ongeveer 38 keer gebruikt in heel het nieuwe testament en geen enkele keer wordt het woord ‘ras’ bedoeld, tenzij er specifiek naar verwezen wordt. Bijvoorbeeld in Hebreeën 3:9,10, wanneer er gepraat wordt over dit (vorige) ‘geslacht’. Jezus bedoeld dus DIT GESLACHT, als het geslacht waar tegen hij spreekt. Hier een paar voorbeeldteksten waar duidelijk is te zien tegen wie Jezus spreekt:
“ Voorwaar, Ik zeg u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht.” (Mattheüs 23:36)
“De mannen van Ninevé zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht…” (Mattheüs 12:41)
“Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles is geschiedt.” (Mattheüs 24:34)
“Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken,” (Mattheüs 16:4)
“Opdat van dit geslacht afgeëist worde het bloed van al de profeten…” (Lukas 11:50)
Apocalyptische taal
Een cruciaal punt om Bijbelse profetie te begrijpen is het gebruik van het oude testament en zijn profetische- en apocalyptische taal. Deze taal wordt ook gebruikt in heel het nieuwe testament. De Joden uit de eerste eeuw die deze brieven van het Nieuw Testament lazen, begrepen deze taal, ze waren er mee opgegroeid. ‘Komende in de wolken, en de zon, de maan en de sterren die worden verduisterd’ betekende voor hen heel iets anders dan voor de westerlingen in de 21ste eeuw. De profetische taal en beeldspraak van ‘komende op de wolken’ wordt in het oude testament vaak gebruikt om een oordeel aan te kondigen. Jesaja spreekt over een komend oordeel over Egypte:
“Zie de Here rijdt op een snelle wolk en komt naar Egypte; dan beven de afgoden voor Hem en het hart van Egypte versmelt in hun binnenste.” (Jesaja 19:1)
Ezechiël zegt het volgende:
“Want nabij is de dag, ja, nabij is de dag van de Here, een dag van wolken, een uur der volken zal het zijn. Een zwaard zal in Egypte komen…” (Ezechiël 30:3,4)
“Wanneer ik u uitblus, bedek ik de hemel en verduister ik de sterren; de zon overdek ik met wolken, en de maan doet haar licht niet schijnen.” (Ezechiël 32:7-9).
Dit laatste gedeelte spreekt over de zon, maan en sterren om een komend oordeel aan te kondigen over Egypte. Zoals deze hemellichamen heersen over dag en nacht, wordt hier symbolisch de heersende autoriteiten over naties mee bedoeld. In het oordeel gaat dan het licht van de betreffende natie uit en heerst de duisternis. Jesaja beschrijft een oordeel over Babylon, dat uitgevoerd wordt door de Meden (vers 17):
“Zie, de dag des Heren is nabij, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn, om de aarde tot een woesternij te maken en haar zondaars van haar te verdelgen. Want de sterren en de sterrenbeelden doen hun licht niet stralen, de zon is bij haar opgang verduisterd en de maan laat haar licht niet schijnen.” (Jesaja 13:9,10)
Er gebeurde niets met de zon, maan en sterren, ze bleven functioneren. In Genesis wordt dezelfde beeldspraak gebruikt in de droom van Jozef:
“Nu heb ik weer een droom gehad, en zie, de zon, de maan en elf sterren bogen zich voor mij neer. (Genesis 37:9)
Vers 10 legt uit dat de zon Jozefs vader voorstelde, de maan z’n moeder en de elf sterren z’n broers. Ze stonden in autoriteit boven Jozef, maar de rollen zouden omgedraaid worden, en Jozef zou over hen allen heersen. Al deze profetieën spreken van een komend oordeel over landen als Egypte, Babel en Israël om alles weer in de juiste ‘orde’ te brengen.
Openbaring, waar het oordeel over Israël en Jeruzalem uitgebeeld wordt, spreekt over een stad waar onze Here was gekruisigd (11:8), Jeruzalem, de grote stad wordt in de diverse teksten voorgesteld als het geestelijke Egypte, Sodom en Gomorra, Babylon en de grote hoer: Openbaring 11:8 (Sodom en Egypte), 14:8 (Babylon), 16:19 (Babylon), 17:1 (hoer), 5 (Babylon), 18:21 (Babylon), en 19:2 (hoer).
Locatie
Om Bijbelse profetieën goed te begrijpen is de plaats van gebeurtenis van belang. Waar zullen de gebeurtenissen, die voorspeld zijn, plaatsvinden? Het boek openbaring refereert vaak naar de ‘wereld’, of bijvoorbeeld een oordeel die de ‘aarde’ raakt etc.. Hier wordt echter nooit het Griekse woord Kosmos/Globe (letterlijk ‘orde’, ‘ordening’ of ‘bestel’ en in die zin ‘wereld’) mee bedoeld. Sommige vertalingen hebben dit gecorrigeerd en gebruiken het woord ‘land’. Het oordeel komt dus over het ‘land’, en wel het land Israël, met als middelpunt Jeruzalem en de tempel. Jezus gebruikt specifiek de woorden zoals ‘Oikoumene’, wanneer Hij zegt dat:
“dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis van alle volken, en dan zal het einde (van de verbondseeuw) gekomen zijn.” (Mattheüs 24:14)
‘Oikumene’ betekend ‘bewoonde wereld’, een gedeelte van de aardbol, en wel specifiek het Romeinse rijk. Het wordt gebruikt in Lukas 2:1 toen het gehele wereld moest worden ingeschreven (het Romeinse rijk dus, niet de aardbol). Jezus was ook specifiek m.b.t. waar de ‘grote verdrukking’ zou plaats vinden, wanneer Hij aanraadt om die in Judea zijn (niet in Europa of Amerika) te vluchten naar de bergen.
We zijn onderwezen dat Mattheüs 24 gaat over een wereldwijde verdrukking, een catastrofe, een nucleaire oorlog of zoiets, een totale vernietiging. Als dat zo is, wat heeft dan vers 16 nog voor betekenis (het vluchten naar de Judeese bergen)? In vers 17 zegt Jezus dat de mensen die op de daken zijn, niet meer moeten terugkeren in hun huizen, maar moeten vluchten. De huizen in het Jeruzalem waren zo gemaakt dat mensen op het dak konden leven. In Handelingen 10:9 ging Petrus op het dak om te bidden. Mattheüs spreekt van hun dagen, niet de onze. Plaats van handeling speelt een grote rol in het begrijpen van Bijbelse profetieën. De ‘grootste catastrofale adresverandering’ vond plaats in de eerste eeuw. De aardse zetel van Gods aanwezigheid en de plaats van de aanbidding veranderde van locatie. Het is nu in de Geest (Johannes 4:21-24). De zetel was niet langer in de stad, in het aardse Jeruzalem, maar is nu in het Jeruzalem hierboven, het hemelse Jeruzalem (Gelaten 4:24-26, Hebreeën 12:22). Het fysieke Jeruzalem, de zetel van het oude verbond was in slavernij en wachtte slecht op haar vernietiging. Het oordeel dat over haar komen zou was voorspeld door Jezus:
“opdat van dit geslacht (de religieuze Joden) afgeëist worde het bloed van de profeten , dat vergoten is sinds de grondvesting der wereld, van het bloed van Abel tot het bloed van Zacharias, die omgebracht is tussen het altaar en het tempelhuis. Ja, Ik zeg u, het zal worden afgeëist van dit geslacht.” (Lukas 11:5-51, Mattheüs 23:35-38)
Mattheüs 24, Lukas 21 en Markus 13 gaan alle drie over hetzelfde onderwerp, de verwoesting van de stad Jeruzalem en zijn tempel. De tempel is hier het centrale thema, waar Jezus zegt dat hun huis wordt overgelaten, er geen steen op de andere zal gelaten worden en men de gruwel der verwoesting op de heilige plaats ziet staan (Mattheüs 23:38; 24:2,3,15). De inwoning van God was verplaatst naar een nieuwe locatie, niet langer in een tempel gemaakt met handen, maar in een geestelijke tempel, het lichaam van Christus gemaakt van levende stenen. De positie van de bewoners is nu in de hemel, het hemelse Jeruzalem:
“Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen,…” (Philippenzen 3:20)
“en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus,” (Efeziërs 2:6)
De bewoners zitten (regeren) nu samen met Jezus Christus in de hemelse gewesten (Efeziërs 1:3; 2:6). De eerste woonplaats van God, het eerste verbond met zijn tempel en de stad, stonden op het punt om te worden vernietigd:
“Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmee het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.” (Hebreeën 8:13)
Het oude verbond was niet ver van verdwijning. ‘Engus’ in Hebreeën 8:13 is een Grieks woord dat ‘dichtbij’, ‘nabij’, ‘vlakbij’ betekend (zie ook Openbaring 1:3; 22:10). De ware tempel van Jezus Christus, Zijn lichaam, Zijn tempel kon men niet duidelijk zien omdat er veel duisternis was m.b.t. wie de ware zonen van God waren, wie het kaf en het wie het koren was. Wie waren de geiten en wie waren de bokken? Waren het de joden van het oude verbond, of waren het Joden van het nieuwe verbond? Want er waren schijn-apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordeden als apostelen in Christus (2 Kor 11:13), die de gelovigen weer onder het juk van het eerste verbond wilden brengen, tenslotte was de tempel er nog steeds en lag het heiligdom lag nog niet open,
“Daarmee gaf de Heilige Geest te kennen, dat de weg naar het heiligdom nog niet open lag, zolang de eerste tent nog bestond” (Hebreeën 9:8).
De woonplaats van God, de tempel, is zoals al eerder gezegd, het centrale thema in Bijbelse profetie. Het oude tegenover het nieuwe. De oude tempel was ‘verworpen’ verklaard en zijn plaats was ingenomen door één die groter en beter was dan de oude tempel, namelijk de nieuwe tempel, het lichaam, de woonplaats van God:
“Maar Ik zeg u, meer dan de tempel is hier. (Mattheüs 12:6)
De nieuwe woonplaats is eenvoudig Jezus Christus. Velen zullen zeggen, zoals ze vroeger ook zeiden, “Nee, in Jezus Christus zijn is niet genoeg, we willen een fysieke tempel in Jeruzalem”. Toen de oude tempel, de stad Jeruzalem en de natie Israël verwoest waren, werd duidelijk wie de ware Joden waren (1 Petrus 2:9; Mattheüs 21:43; Romeinen 2:28-29; 9:8, 11:5; Galaten 6:15-16). De oude typebeelden en schaduwen waren relikwieën geworden en werden vernietigd. Op dat tijdstip werd de nieuwe woonplaats van God gerealiseerd. De vervolmaking (vervulling van alle dingen) van Jezus met Zijn gemeente, Zijn lichaam, Zijn tempel, volgde 40 jaar nadat het contract was opgemaakt aan het kruis (Openbaring 21:2,3). In Zijn Vaders huis waren vele woonplaatsen (Johannes 14:3). Deze nieuwe woonplaats is permanent, voor eeuwig, en toch willen velen terug naar het Midden-Oosten om een nieuwe tempel te bouwen, eigenlijk de oude woonplaats. Zij verlangen er naar om terug te keren naar het oude Jeruzalem, het Egypte (Openbaring 11:8), eigenlijk naar een staat van slavernij (Galaten 4:25). Natuurlijk verlangen ze niet naar echte slavernij, maar ze zijn in verwarring over de betekenis van dat ‘Nieuwe Jeruzalem’. Want Jezus bedoelde een andere stad, de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is, het nieuwe Jeruzalem waar de tent van God bij de mensen is, zoals ook geprofeteerd door Jezus in Joh 14:20,
“Te dien dag zult gij weten, dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u…”
In Christus een nieuwe schepping.