Als Jezus dan al is teruggekomen 70 na Christus, moeten we met verwijzing naar 1 Korintiërs 11:26 dan nog wel het avondmaal vieren?
“Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt.”
Laten we eens gaan kijken naar enkele parallellen in de evangeliën die de instelling van het avondmaal bevestigen.
Let op dat Jezus beloofde dat Hij het avondmaal weer met zijn discipelen zou eten nadat het Koninkrijk was gearriveerd (Matt 26:29), en gaf Hij de opdracht tot zo lang het avondmaal te vieren in herinnering aan Hem. De Apostel Paulus ontving zijn informatie direct van de Heilige Geest, en dit was vermoedelijk bevestigd door de andere apostelen zodat dit in harmonie was met wat Jezus hun had geleerd over de viering van het avondmaal. Zoals je in het vervolg van het verhaal zult zien was het nooit de bedoeling dat het vieren van het avondmaal bij Zijn komst zou stoppen.
Het originele Pascha werd ingesteld vlak voor de uittocht van Israël uit Egypte. Het Pascha is daarna nog één keer gevierd gedurende de tijd van hun omzwerving in de woestijn (één jaar na de uittocht). Nadat Israël onder leiding van Jozua 40 jaar later het beloofde land binnengingen, werd de viering van het Pascha weer in ere hersteld (Jozua 5). Maar het had een nieuwe betekenis. Het was niet langer een herinnering aan hun uittocht uit Egypte. Het werd een viering van hun overwinning over de Kanaänieten en het ontvangen van hun erfdeel van het beloofde land.
Heeft Jezus ook ergens verteld dat de viering van het avondmaal door zou gaan na 70 na Christus, en ook met een nieuwe betekenis net zoals die bij de viering van het Pascha? Paulus verklaarde, dat hij alleen maar de openbaring van Jezus die hij kreeg over het avondmaal, herhaalde (1 Korinthiërs 11:23). Heeft Jezus hier ooit iets over verteld gedurende zijn bediening? Laten we nu gaan kijken naar Mattheüs 26:29, en de parallelteksten in Marcus en Lucas:
“Doch Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders.” (Mattheüs 26:29)
“Voorwaar, Ik zeg u, Ik zal voorzeker niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar nieuw zal drinken, in het Koninkrijk Gods.” (Marcus 14:25)
“Want Ik zeg u, dat Ik het voorzeker niet meer eten zal, voordat het vervuld is in het Koninkrijk Gods. En Hij nam een beker op, sprak de dankzegging uit en zeide: Neemt deze en laat hem bij u rondgaan. Want Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet van de vrucht van de wijnstok drinken, voordat het Koninkrijk Gods gekomen is.” (Lucas 22:16-18)
Met betrekking tot deze drie verzen is het geen wonder dat de vroege kerk verlangde naar de terugkomst van Christus, omdat ze na Zijn komst samen met Hem zouden eten en drinken aan Zijn tafel in Zijn Koninkrijk. Zij vierden het avondmaal in herinnering aan Hem terwijl Hij weg was, in afwachting van “Zijn Komst” om daarna met Hem het avondmaal nieuw te gaan eten en drinken in het Koninkrijk. Dit betekent ook een continuering van het voortbestaan van het fysieke leven op aarde na zijn terugkomst om het avondmaal met hun te blijven eten in Zijn eeuwig durende Koninkrijk. Jezus verwees daarbij niet naar het einde van de wereld.
Wij vieren het avondmaal niet meer in herinnering aan Hem totdat Hij zal komen. Wij vieren dit ter ere van Hem, aan Zijn tafel, in Zijn Koninkrijk. Het heeft een nieuwe vervulde betekenis. Net zoals de Israëlieten het Pascha bleven vieren na het binnengaan in het beloofde land, op dezelfde manier blijven wij ook het avondmaal vieren nadat wij het ware beloofde land zijn binnengegaan (het geestelijke eeuwige Koninkrijk). In beide gevallen kreeg de viering een nieuwe betekenis. Voor 70 na Christus was de viering een herinnering aan Zijn dood en onze bevrijding van de macht van de zonde. Na 70 na Christus werd het een glorieus feest in het ware beloofde land (het geestelijk Koninkrijk – de nieuwe Hemel en Aarde – de nieuwe schepping – het nieuwe Jeruzalem).
Het woord “totdat” in 1 Korintiërs 11:26 impliceert een verandering in de betekenis van de viering, niet de beëindiging van een avondmaalsviering.
De apostel Paulus zei niet dat na de terugkomst van Jezus het avondmaal niet meer gevierd hoeft te worden. Hij zei alleen maar dat zij het deden in herinnering aan Hem, als een proclamatie van de ware betekenis van het Pascha offer van Christus, totdat Hij zelf bij Zijn terugkomst die betekenis zou proclameren. Jezus’ terugkomst in de wolken met het oordeel over Jeruzalem 70 na Christus was zeker een duidelijk en onverbloemde proclamatie van wat zijn dood te betekenen had. Hij kwam als een scherprechter van de verbondswraak (net als de doodsengel in Egypte) en vervulde zo de rest van het typebeeld van het Pascha offer, wat nog niet vervuld was bij Zijn eerste komst en dood aan het kruis als ons Pascha offer. De gelovigen in de tijd van 30 tot 70 na Christus vierden het avondmaal als een bevrijding van de slavernij (het proclameren van de dood van de eerstgeborene). De gelovigen die leven na 70 na Christus vieren het nu als niet alleen maar als een herinnering aan onze bevrijding van de Egyptische slavernij, maar als een viering van het in bezit nemen van het beloofde land. Het Koninkrijk was van de (Kanaänietische) Joden in het jaar 70 na Christus afgenomen, en gegeven aan een volk die vrucht daarvan zou dragen (de gemeente). Het avondmaal heeft nu zelfs nog meer betekenis en dient een beter doel dat het ooit had. Het is een feest in het Koninkrijk aan de tafel van de Koning, en het is een feest dat nooit ophoud. Onze viering van het avondmaal is een zichtbare verbondssymbool van voortdurende gemeenschap die wij met Hem hebben in Zijn Koninkrijk (Lucas 17:21).
Het was de bedoeling dat de viering van het avondmaal door zou gaan na de definitieve bevestiging van Zijn koninkrijk 70 na Christus. De teksten die de instelling van het avondmaal behandelen verklaren nadrukkelijk dat zij het avondmaal moesten vieren in herinnering aan Hem terwijl Hij weg was. En wanneer Hij terug zou komen, zou Hij het avondmaal weer met hun nieuw eten, met een vervulde betekenis in het nieuwe Koninkrijk. We kunnen dan 1 Korintiërs 11:26 als volgt lezen:
Jezus zei in essentie: “Gebruik deze matses en rode Pascha wijn om mijn gebroken lichaam en vergoten bloed te herinneren en te vertegenwoordigen (totdat Ik terugkom om dit met Jullie te eten en te drinken en feest te vieren aan mijn tafel in het echte beloofde land van het Koninkrijk).” Daarna zei Paulus, “Dus, telkens wanneer je dat feest nu viert, in deze periode dat je wacht op zijn terugkomst, proclameer je de betekenisvolle dood van Jezus, totdat Hij terugkomt en Zijn overwinning persoonlijk afkondigt en dit feest weer nieuw viert met ons in Zijn Koninkrijk.”
Het vieren van het avondmaal vandaag is niet langer enkel een herinnering aan hem in een intens verlangen op Zijn wederkomst, maar het vieren van een overwinning, met Hem, aan zijn tafel, in Zijn Koninkrijk. En dus zullen we altijd bij de Here zijn. Of we nou leven of dat we fysiek dood zijn, we leven samen met Hem, regeren met Hem, eten en drinken met Hem, hebben gemeenschap met Hem. Hij is bij ons in en woont in ons, Hij zal ons nooit verlaten, dus Hij hoeft ook nooit weer te komen. Hij is nu en hier.
Het feestelijk avondmaal van de Heer heeft nu veel meer vreugde en betekenis, sinds het is“vervuld in het Koninkrijk.”