God en tijd

Kan God tijd bepalen?

Bijna 2000 jaar geleden zei Johannes de Doper “bekeer je, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Mattheüs 3:2). Jezus, de Zoon van God herhaalde deze woorden “het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Mattheüs 4:17). Jezus stuurde zijn discipelen erop uit met dezelfde boodschap, zie Lukas 10. Jezus zei heel duidelijk dat het Koninkrijk en ook andere gebeurtenissen nabij waren. Gewoonlijk krijg je dan een antwoord te horen zoals deze: ja, de Bijbel zegt wel dat het Koninkrijk binnenkort komt, maar let op, er staat “één dag bij de Heer is als duizend jaar en duizend jaar is als één dag.” Maar God ziet tijd niet zoals de mens het ziet, Hij staat boven tijd.

Is er iets verkeerd met deze verklaringen? Als God geen tijd kan bepalen, dan niet. Maar als God wel degelijk de kalender kan lezen, en als God echt bedoelde om met de mens te communiceren, dan is er iets goed mis. In essentie, wat deze verklaringen zeggen, is dat waar God zegt dat het Koninkrijk “nabij” is, en God eigenlijk geen tijd kan bepalen, en daarom heeft de tijdsverklaring “nabij” in het geheel niets te beteken.

De Bijbel zegt dat het geïnspireerd is, 2 Timoteüs 3:16. Het originele woord geïnspireerd betekent letterlijk “door God ingeblazen”. Omdat God perfect en onfeilbaar is, dan is de Bijbel dat ook. En speciaal, als er in de Bijbel een belofte staat, dat iets staat te gebeuren binnen een specifieke tijdsperiode, en als die gebeurtenis niet zou uitkomen zoals beloofd, dan is de Bijbel niet waar. Let op, er zijn conditionele beloften in de Bijbel. Met andere woorden God zei, “als jij dit doet, zal Ik dat doen”. Wanneer de mens zich niet houd aan zijn deel van de belofte dan was God niet langer gebonden om Zijn belofte te vervullen. Dit gaat dan niet over een profetie die niet uitkomt, maar het tegenovergestelde gebeurt. Hij houdt zich aan de negatieve voorwaarden van de profetie, (zie bv Jeremia 18:1-12).

Als God zich niet houdt aan het WANNEER deel van zijn beloften, heeft Hij zich niet aan zijn beloften gehouden. De inspiratie van het woord eist een complete vervulling van elk aspect van Gods beloften. De Bijbelleraars van vandaag leggen uit dat als een gedeelte van hun voorspellingen uit lijken te komen, ze dan gelijk hebben gehad. Maar dit is niet een Bijbelse standaard om de geldigheid van een profeet vast te stellen. Gedeeltelijke vervulling betekend een complete fiasco. Het is God zelf die de criteria gaf om vast te stellen of een profeet echt of vals was; als een voorspelling niet uitkwam, dan was het een valse profeet, Deuteronomium 18:15 e.v.

Gods woord tegenover het menselijk woord.

Het lijkt erop dat velen niet opmerken dat de Bijbel is geschreven in de taal van de betreffende schrijvers. Het oude verbond was niet geschreven in een of ander mysterieuze Hebreeuws dialect. Het was geschreven  in een taal die gesproken werd in de huizen, op de marktplaatsen, en op de werkplaatsen van het Joodse volk. Met het nieuwe verbond is het net zo. Het nieuwe testament staat bekend als de “koine”, wat betekent “gewone” Griekse taal. Het nieuwe testamentische Grieks, net als het oude testamentische Hebreeuws, was de taal van de visserman, de timmerman, de tentenmakers, de echtgenotes en hun vrouwen. Wat willen we hiermee zeggen? Als de Bijbel termen gebruikt als nabij, spoedig, etc. dan is dat niet ver weg! En als God zegt niet nabij, dan is dat niet nabij!

God, Tijd en Communicatie

Zeggen we dat God niet boven “tijd” staat? Zeggen we dat God net zo gebonden is aan factor “tijd” als de mensheid? Aan de ene kant, eigenlijk wel! Komen we straks nog even op terug. Nu echter is het van belang om vast te stellen dat Bijbelse tijdsperioden geen speciale taal codes zijn, ook is het niet een of ander onbegrijpelijk Goddelijke taal die ons verstand te boven gaat. De tijdsverklaringen van de Bijbel zijn geschreven en gesproken in een eenvoudige alledaagse taal van gewone mensen, en moeten begrepen worden binnen het kader van menselijk bevattingsvermogen. De jaren van God zijn eindeloos, “van eeuwigheid tot eeuwigheid bent U God” (Psalm 90:2). Jesaja noemt God “de Eeuwig Vader” (Jesaja  9:5).

In de Bijbel sprak God tot de mens. De tijdsverklaringen over het vestigen van Zijn Koninkrijk bijvoorbeeld, waren gemaakt voor de mens en gingen over gebeurtenissen die zouden plaatsvinden in de wereld van de mens. De tijdsverklaringen waren gesproken om de mens te bemoedigen en om te waarschuwen. Als God geen bepaalde tijd bedoelde wanneer Hij een tijdsperiode noemde, wat bedoelde Hij dan? Sinds de mens in tijd denkt wanneer bewoordingen zoals “een lange tijd”of “nabij” wordt gebruikt, zou het dan niet misleidend zijn van God om te zeggen dat iets “niet dichtbij” is en in feite wel “dichtbij” is? En andersom, zou het niet misleidend zijn als God zei dat iets “spoedig” zou gebeuren, als het in werkelijkheid nog honderden jaren zou duren? Het gaat dus over communicatie. Kan God op een begrijpelijke manier met zijn schepping communiceren of spreekt Hij in onduidelijke taal? Dreigde God constant met oordelen over naties om pas honderden jaren later de straf uit te voeren? Waar blijft dan de realiteit van de dreiging voor de goddelozen? Overweeg dit eens: als God zegt dat iets dichtbij is, terwijl het in de werkelijkheid pas honderden jaren later wordt uitgevoerd, waarom is er dan geen enkele oude-verbondsprofetie, die zegt dat het Koninkrijk der hemelen “nabij” is? Waarom zien we geen enkele profetie van de Messias, gemaakt honderden jaren voor Zijn vleeswording, die zegt dat het “nabij” is? En andersom, wanneer zei God dat iets “niet dichtbij” was en dat die gebeurtenis vlak daarna heeft plaats gevonden?

Daniël zei dat een Koninkrijk gevestigd zou worden in de dagen van het Romeinse rijk. Hij noemde het “de laatste dagen” (Daniël 2:28). Vanuit Daniël perspectief was het honderden jaren later. Vanuit Gods perspectief was het natuurlijk maar een moment, maar dat is niet het punt. God sprak tegen Daniël over dingen die zouden gebeuren in de wereld van toen  – en niet in de eeuwigheid. Daarom liet God Daniël niet zeggen dat het Koninkrijk nabij was, of dichtbij, of voor de deur, of dat het spoedig zou komen. Het was pas toen Johannes de Doper kwam, die predikte dat het Koninkrijk der hemelen nabij was. En het Koninkrijk was gevestigd in die generatie die Johannes dat had horen zeggen (Lucas 21:28-32; Kolossenzen 1:13). Met andere woorden, God liet Zijn profeten niet toe om te zeggen dat het Koninkrijk “nabij” was, als het ook daadwerkelijk niet “nabij” was. Het zou niet eerlijk zijn als God zei dat het Koninkrijk dichtbij was en het vervolgens nog honderden jaren zou duren. Waarom zei Jesaja, 700 jaar voor de geboorte van de Messias, nooit dat Zijn komst nabij was? Zou het niet schrijnend geweest zijn voor de Joden, constant een boodschap te horen van de nabije komst van de Messias en Zijn Koninkrijk, maar dat het nog honderden jaren zou duren voordat het vervuld zou worden? Salomo schreef al in Spreuken over het lang wachten op vervulling van beloften: “een langgerekt hopen maakt het hart ziek” (Spreuken 13:12). Het is één ding voor God om iets te beloven, en niet aangeven wanneer de belofte vervuld zou worden, want dan zou men geen indicatie hebben wanneer de vervulling zou plaatsvinden. Het is iets heel anders voor God om een tijdsperiode aan te geven voor de vervulling , en er dan vervolgens geen vervulling plaats vind in die periode. Dit heeft betrekking op de basis karaktereigenschap van de natuur van God.

God is trouw

In 2 Petrus 3:8 vinden de verklaring over “één dag bij de Heer is als duizend jaar en duizend jaar is als één dag”. In vers 9 vinden we een “vergeten verklaring”: “de Here talmt niet met de belofte, al zijn er die aan talmen denken”. Het woord vertaald met “talmen” betekent ook daadwerkelijk “vertragen”. Het punt van Petrus is dat wanneer God een tijd vaststelt voor een vervulling, Hij die op tijd vervult. Hij is niet traag; God kan tijd vaststellen en weet hoe Hij zich daaraan moet houden. Dit vers beweert in duidelijke taal dat God een God is die zich aan Zijn beloften houdt.

Veel mensen geven toe dat God inderdaad beloofde dat het Koninkrijk gevestigd zou worden in de dagen van het Romeinse rijk, en dat Jezus ook zei dat het koninkrijk nabij was (Mattheüs 4:17). Helaas kon God Zijn belofte niet vervullen door het ongeloof van de Joden. Daarom stelde God het koninkrijk uit tot een latere datum. Maar wacht even, wat gebeurde er met Petrus geïnspireerde verklaring dat God niet traag is met het vervullen van Zijn beloften? Hoe zit het met de getrouwheid van God zoals de Hebreeuwse schrijver beweert? Die schrijver zegt dat “God niet kan liegen” (Hebreeën 6:18). Dus als Hij niet kan liegen, kan Hij dan falen, of Zijn beloften veranderen? Als het dan klopt dat God Zijn beloften nog niet vervuld heeft, is God dan niet vreselijk traag met het vervullen van Zijn beloften m.b.t. het Koninkrijk? Staat dan niet Zijn getrouwheid ter discussie? Als God dan zo traag is zo als de Millennium doctrine beweert, hoe kunnen we dan zeker zijn andere beloften van Hem? Wij houden vast aan de getrouwheid van God die vereist dat Hij Zijn woord houdt, niet alleen op de manier zoals Hij beloofd heeft, maar ook wanneer Hij iets beloofd, Hij zich er ook aan houdt. De tijdskader voor een vervulling van een belofte is net zo belangrijk als de manier waarop het vervuld wordt!

God en tijd

Velen denken dat tijd in samenhang met profetie een relatief gebeuren is. We worden verteld dat profetische tijd een naderende gebeurtenis aangeeft, maar dat er eigenlijk een periode van honderden jaren mee bedoeld wordt. Om deze onjuistheid aan te tonen laten we eens gaan kijken hoe God omgaat met Zijn verklaring over tijd in de Bijbel.

In Numeri 24:17-18, voorspelde Bileam de profeet de komst van Christus,

“Ik zie hem, maar niet nu; ik schouw hem, maar niet van nabij; een ster gaat op uit Jacob, een scepter rijst op uit Israël, en verbrijzelt Moabs slapen, en verpletterd alle zonen van Set.”

Let op dat hij zei dat de komst van Christus niet nabij was, niet dichtbij was. Waarom zei hij dat? Omdat Christus pas 1400 jaar later zou komen, en 1400 jaar is een zeer lange tijd. Hier hebben we dus een concreet voorbeeld waar God spreekt over een lange tijd en het ook daadwerkelijk een lange tijd duurde.

Daniël 10-12 omvat een tijdsperiode van 536 voor Christus tot de val van Jeruzalem in het jaar 70 na Christus, ongeveer 600 jaar. In deze tekstgedeeltes werd Daniël twee keer verteld dat de “gezette tijd lang was”en “het visioen nog voor vele dagen is” (Dan 10:1,14 SV). Let op dat Daniël dit visioen van God kreeg. Daar waar God niet gebonden is aan tijd, communiceerde Hij met de mens die aan tijd gebonden is. God noemde een periode van 600 jaar “lang”, Hij zei dat het vele dagen zou bevatten (in de toekomst). God kan wel degelijk tijd vaststellen en een kalender lezen!

Het boek Daniël bevat nog een ander voorbeeld hoe God met tijd omgaat. Hoofdstuk acht bevat een profetie dat zich uitstrekt van circa 530 tot 165 jaar voor Christus en de dood van Antiochus Epiphanus, een tijdsperiode van ongeveer 365 jaren. Hoe sprak God deze profetie uit? Zei Hij dat het nabij was? Zei Hij dat een gedeelte nabij was en een ander gedeelte ver weg in de toekomst? Nee!! God zag deze profetie als één geheel. Hij zei dat het visioen betrekking had op “vele dagen in de toekomst”, God noemde 365 jaar een lange tijd. En als God 365 jaar een lange tijd noemt, hoe kunnen mensen dan zeggen dat als God het over een tijdsperiode heeft, het niets betekent? Dit is een belangrijke vraag in het licht van de traditionele opvattingen over het boek Openbaring. Daniël werd verteld om het visioen te verzegelen omdat de vervulling daarvan nog een lange tijd duurde, 365 jaar,

“Gij nu, houd het gezicht verborgen, want het ziet op een verre toekomst.” (Daniël 8:26)

Johannes werd verteld dat hij zijn visioen niet moest verzegelen, want wat hij zag, zou weldra geschieden! Johannes werd verteld dat zijn visioen (niet een gedeelte daarvan) nabij was, en weldra moest geschieden. Noemde God de vervulling van Daniëls profetie over een periode van 365 jaar een “lange tijd” en de vervulling van Openbaring, waarvan de meeste uitleggers beweren dat deze nog niet vervuld is, ruim 2000 jaar, “nabij”? Dit is op zijn minst tegenstrijdig te noemen en het is inconsequent.

In Jeremia 29:10, vertelde God aan Israël dat de Babylonische ballingschap 70 jaar zou duren. In vers 28, klaagden het volk dat God had gezegd, “het zal nog lang duren”. God noemde 70 jaar een “lange tijd”. Waarom? Omdat voor mensen 70 jaar een lange tijd is. Dus God gebruikt tijdsuitdrukkingen die voor de mens begrijpelijk zijn. God spreekt over tijdsperioden wanneer Hij tegen de mens spreekt. God vertelde Israël dat de Babylonische ballingschap lang zou duren. Echter in Jeremia 27:16, vertelde de valse profeten Israël dat de ballingschap niet lang zou duren. Zij voorspelden dat “het vaatwerk van het huis des Heren met spoed uit Babel zou worden teruggebracht”. Merkwaardig niet?

In Ezechiël 7 zei God dat de “dag des Heren” nabij was. De “dag des Heren” in deze context had betrekking op de Babyloniërs die door God gebruikt werden om Israël te straffen voor hun zonden. Dit heeft niets te maken met het einde der tijden. In hoofdstuk 11 reageerde Israël op de dreiging van het komende oordeel. Hoewel Ezechiël zei dat het oordeel nabij was, geloofden ze dat niet echt. Je hoorde ze als het ware zeggen, Ezechiël zegt wel dat het nabij is, maar er staat toch in Psalm 90:4 “dat één dag van de Here is als duizend jaar en duizend jaar is als een dag”? Maar God reageerde daarop in Ezechiël 12:21 e.v., dat voor wat Hem betreft de verkeerde voorstelling van tijd voorbij was, Hij zei dat het oordeel “nabij” was, daar waar Israël zei dat dit niet zo was. God tolereerde het niet langer:

“Het woord des Heren kwam tot mij: mensenkind, wat is dat voor een zegswijze bij u in het land van Israël: de tijd verstrijkt, maar geen enkel gezicht komt uit? Daarom zeg tot hen: zo zegt de Here HERE: Ik zal aan deze zegswijze een eind maken, en men zal ze niet langer gebruiken in Israël. Zeg daarentegen tot hen: de tijd is nabij en de vervulling van elk gezicht. ………..Want in uw dagen, weerspannig geslacht , zal Ik een woord spreken en Ik zal het ten uitvoer brengen ook, luidt het woord des Heren.” (Ezechiël 12:21-26)

Hier hebben we een voorbeeld daar waar mensen zeggen dat het nog lang duurt en God zegt dat het nabij was. Toen God zei, “het is nabij”, bedoelde Hij ook “nabij”, en Hij bedoelde niet honderden of duizenden jaren, Hij bedoelde spoedig.

Een ander voorbeeld waar de mensen Gods tijdsbepaling veranderde, is in Amos 6:3. God waarschuwde Israël dat de tijd gekomen was voor het oordeel over hun (Amos 8:2, “rijp is het einde voor Israël, mijn volk. Ik zal het voortaan niet meer sparen.” Zie ook Hosea 1:4). Niettegenstaande de waarschuwingen schoof Israël “de boze dag ver weg”. In Jesaja 56:12 staat dat ze zeiden, “en de dag van morgen zal zijn als die van vandaag,”. Alle dingen bleven zoals ze waren, ze weigerden God te geloven dat als Hij zei dat het “nabij” was, Hij dat ook zo bedoelde. (zie ook 2 Petrus 3:3-4)

Wat is het verschil daar waar in het oude testament Israël ontkende dat met “nabij”, spoedig werd bedoeld en de Bijbeluitleggers van vandaag die in het Nieuwe Testament over dezelfde tijdsperioden lezen, en aannemen dat hier “niet spoedig” mee bedoeld wordt? Zij doen precies hetzelfde als ook het oud testamentisch Israël, zij ontkennen dat met “nabij”, “spoedig” bedoelt wordt. God veroordeelde Israël omdat zij “nabij” veranderde in een “lange tijd”. Israël beredeneerde schijnbaar dat tijd voor God niets te betekenen heeft. Overigens hadden zij Psalm 90 reeds tot hun beschikking toen boeken van Amos en Ezechiël geschreven waren. Hoe is het tegenwoordig met de mensen die naar nieuw testamentische beloften kijken en daar gebeurtenissen die “weldra”  moeten geschieden, uitleggen dat ze nu na ruim 2000 jaar nog niet vervuld zijn? Heeft God zijn vocabulaire veranderd? Is het waar dat “nabij” in het oude testament “spoedig” betekende, maar in het nieuwe testament “een lange tijd” kan betekenen? Als dat zo is, waar is dan het bewijs hiervoor? God kan wel degelijk tijd bepalen en wanneer God zegt dat iets in de nabije toekomst staat te gebeuren, dan gebeurt dat ook spoedig. Als de mensen dit anders uitleggen, dan wijzen ze de door God geïnspireerde schriften af. Dan twijfelen ze aan de Gods mogelijkheid om te kunnen communiceren. Dan doen ze precies hetzelfde als het oude Israël deed en waarvoor zij werden veroordeeld. Daniël werd verteld dat het Koninkrijk van God bevestigd werd “in de dagen van die koningen” (Dan 2:44), dus in de dagen van het Romeinse rijk. God moest de tijd berekenen van de dagen van Babel tot aan de tijd van Rome om een juiste tijdvoorspelling te maken. Als tijd voor God niets te betekenen heeft, hoe kon Hij dan zo’n voorspelling maken? Paulus zei dat Christus “te zijner tijd” voor goddelozen stierf (Romeinen 5:6). Hoe wist God dat het “te zijner tijd” was? De apostel zei ook,

“Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God Zijn zoon uitgezonden” (Galaten 4:4).

Hoe wist de tijdloze God dat het de juiste tijd was om Zijn zoon te sturen? Omdat God wel degelijk tijdsperiodes kan bepalen en vaststellen. Hij wist het en Hij handelde ernaar, omdat Hij zichzelf begrensde om te handelen binnen bepaalde tijdsperiodes, in een wereld waarin tijd een bepalende factor is.

De bewijzen

Als we de Bijbel laten spreken, dan is het ongelofelijk te ontdekken hoe vaak en op welke manier het Nieuwe Testament de spoedige komst van Jezus aankondigt.

  1. Mattheüs 10:23 Jezus zei dat Hij zou terugkeren in het leven van zijn discipelen. “Wanneer men u vervolgt in deze stad, vlucht naar de andere; want voorwaar, Ik zeg u, gij zult niet alle steden van Israël zijn rondgekomen, voordat de Zoon des mensen komt.”
  2. Mattheüs 16:27-28 Jezus zei dat Hij zou terugkeren met zijn engelen om alle mensen te vergelden naar hun daden en sommigen Hem zouden zien komen in zijn heerlijkheid. “Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden. Voorwaar, Ik zeg u: er zijn sommigen onder degenen, die hier staan, die de dood voorzeker niet zullen smaken, voordat zijn de Zoon des mensen hebben zien komen in zijn Koninklijke waardigheid.”
  3. Mattheüs 24:29-34 Jezus zei dat Hij zou terugkeren op de wolken met zijn engelen in hun generatie. “En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen in de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zullen zij de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid…………..  Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt.”
  4. Handelingen 3:19-20 Petrus zei dat Jezus zou terug komen wanneer alle oude verbondsprofetieën vervuld zouden zijn. “Kom dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat de tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren, en Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, die u tevoren gepredikt is; Welke de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door de mond van al Zijn heilige Profeten van alle eeuwen.” En als de oude profetieën niet zouden vervuld zijn dan is het oude verbond nog steeds van kracht.
  5. Mattheüs 5:17-18 “Meent niet dat Ik gekomen ben om de wet van de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: eer de hemel en aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.”
  6. Romeinen 13:11-12 Paulus zei dat de dag nabij is. “Gij verstaan immers de tijd wel, dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot geloof kwamen. De nacht is ver gevorderd, de dag is nabij.”
  7. Romeinen 16:20 Paulus zei dat God spoedig de satan onder uw voeten zal vertreden. “De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden.”
  8. 1 Korinthiërs 1:7-8 Paulus zei tegen de Korinthiërs dat ze naar de openbaring van Jezus konden uitzien. “,zodat gij ten aanzien van geen enkele genadegave te kort komt, terwijl gij uitziet naar de openbaring van onze Jezus Christus. Hij zal u ook bevestigen ten einde toe, zodat gij onberispelijk zult zijn op de dag van onze Here Jezus Christus.”
  9. 1 Korinthiërs 7:28-31 Paulus zei, dat het uiterlijk van deze wereld is bezig te verdwijnen en dat de tijd kort is. “Dit bedoel ik, broeders: de tijd is kort.  ……Want het uiterlijk van deze wereld is bezig te verdwijnen.”
  10. 1 Korinthiërs 15:51 ev Paulus zei dat niet allen die toen leefden zouden sterven voor de opstanding. “Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen verandert worden.” etc.
  11. Filippenzen 3:20; 4:5 Paulus sprak van de opstanding tijdens de komst van Christus en zei: de Here is nabij. “Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen……..De Here is nabij.”
  12. 1 Timoteüs 6:14 Paulus vertelde Timoteüs om onberispelijk te leven tot de komst van onze Here Jezus. “dat gij dit gebod onbevlekt en onberispelijk handhaaft tot de verschijning van onze Here Jezus Christus,”
  13. Hebreeën 9:28; 10:37 De schrijver zei dat Christus voor de tweede keer zou verschijnen voor redding en voegde vervolgens toe, want nog een korte, en korte tijd, en Hij, die komt, zal er zijn en zal niet op Zich laten wachten. Is het niet vreemd dat veel mensen zeggen dat de komst van Jezus is uitgesteld? Heeft de schrijver hier gelogen? Had hij het bij het verkeerde eind? “en zo zal ook Christus nadat Hij Zich eenmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweede male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil (verlossing) verwachten….…. Want nog een korte, en korte tijd, en Hij, die komt, zal er zijn en zal niet op Zich laten wachten.”
  14. Jacobus 5:7-9 Jacobus daagt zijn lezers uit om getrouw te zijn, tot de komst van de Here. “Heb geduld broeders, tot de komst des Heren! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht van het land en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is. oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij. Broeders zucht niet tegen elkaar, opdat gij niet onder het oordeel valt; zie, de Rechter staat voor de deur.”
  15. 1 Petrus 4:5,17 Petrus zei dat Jezus klaar stond om de levenden en de doden te oordelen. “maar zij zullen daarvan rekenschap moeten geven aan Hem, die gereed staat om de levenden en de doden te oordelen…….Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods; en als het bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen, die ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods?”
  16. 1 Johannes 2:17-18 Johannes zei dat de wereld voorbij zou gaan en dit het laatste uur is. “En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar die de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid. Kinderen, het is het laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat de antichrist komt, zo zijn er ook nu vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is.”
  17. Openbaring – dit boek zegt niet minder dan tien keer dat zijn voorspellingen “weldra moet geschieden” want “de tijd is nabij”en verder,“dan kom Ik tot u” en “Ik kom spoedig tot u” en “Ik kom spoedig”. Het boek begint er mee en het sluit af met: “Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij” en “Ja, Ik kom spoedig.”

En dit zijn niet de enige verzen die gaan over de wederkomst van Christus, er zijn er nog veel meer die direct of indirect verwijzen naar een spoedige komst van Jezus. En de vraag is, wat doen wij met deze verzen in het door God geïnspireerde Woord. Er is geen enkel vers in de Evangeliën dat het Koninkrijk zo sterk aankondigt, dan als de aankondiging van de tweede komst van Jezus (Hebreeën 9:37). Jezus zei nergens dat het koninkrijk de hemelen “in een korte, korte tijd” zal komen, maar de door God geïnspireerde schrijvers zeiden dat wel over de komst van Jezus. Met andere woorden, als de komst van het Koninkrijk der hemelen “nabij gekomen is” en “nabij” is, moeten we dan niet de duidelijke taal die de spoedige komst van Jezus aanduidt serieus gaan nemen?

Ja, maar…..

Wacht even, zeggen sommigen: ieder oog zal Hem zien terugkomen, en dat is toch nog niet gebeurd? Het probleem hier is dat men vooringenomen standpunten heeft. Men zegt dat Hij fysiek komt en op echte wolken. De wereld zal met vuur vergaan en alle doden zullen opstaan uit hun graven en voor Christus komen te staan die dan zal gaan oordelen. En natuurlijk, vanuit een fysiek standpunt is dit nog niet gebeurd. Maar zou het mogelijk kunnen zijn dat onze begrip over de “dag des Heren“ misschien verkeerd is?

De dag des Heren

Net zo als het herstel van Koninkrijk van Israël geestelijk was en niet fysiek, zo was ook de terugkomst van Jezus geestelijk en niet fysiek. In het oude testament was de “dag des Heren” een gebeurtenis waarbij God het ene volk gebruikte om een ander volk te oordelen. De taal die daarbij gebruikt werd om het oordeel te beschrijven leek net alsof het einde van de schepping nabij was, maar in werkelijkheid ging het om het einde van een plaatselijk gebied, de toenmalige “wereld”. God reed op een wolk naar Egypte om het oordeel uit te voeren. Dat gebeurde natuurlijk niet fysiek maar geestelijk. De Assyriërs verwoesten Egypte. God gebruikte dus de Assyriërs en de profeet zei dat Hij zou komen op de wolken (Jesaja 19-20). God zei dat Hij uit de hemel zou komen, met een verterende vuurvlam, met een machtige stem, in stortbuien en hagelstenen om de Assyriërs te vernietigen die Jeruzalem aanvielen (Jesaja 30-31). Hij zei dat Hij Jeruzalem zou bevrijden, maar niet met het zwaard en de Assyriërs zouden verslagen terugkeren naar hun land. Jesaja 37:36 laat zien dat gedurende de nacht de Engel des Heren 185.000 Assyrische soldaten ombracht. Er waren geen letterlijke hagelstenen, verterende vuurvlam, geen machtige stem van de Here en God kwam niet letterlijk uit de Hemel. Maar de Assyriërs werden wel verslagen.

God voorspelde de verwoesting van Edom door de hand van de Babyloniërs (Jesaja 34), in wat leek op het einde van de fysieke schepping. De aarde zou verbranden en smelten, de sterren van de hemel vallen. Dit gebeurde natuurlijk niet letterlijk, maar Edom werd verwoest (Maleachi 1:2-3), in 583 voor Christus. Het was de “dag des Heren”. God handelde en Hij kwam, maar, Hij kwam door gebruikt te maken van de Babyloniërs als zijn instrument om het oordeel uit te voeren.

In Psalm 18 beschrijft David in detail hoe God hem bevrijdt heeft van zijn vijanden. Hij zei dat God neerdaalde op de wolken, de aarde schudde, de hele schepping bewoog. Dit gebeurde natuurlijk niet letterlijk maar is symbolische taal die Gods handelingen weergeeft. Dit heet “apocalyptische taal”. Apocalyptische taal was nooit bedoeld om letterlijk te nemen, want dan leidt het tot tegenstrijdigheden. Toen Jezus beloofde terug te keren op de wolken met zijn engelen, gebruikte Hij standaard apocalyptische taal om de tijd te beschrijven wanneer Hij een einde zou maken aan de oude wereld van het Judaïsme. Toen Petrus de “dag des Heren” beschreef als de hemel en aarde die zouden vergaan (2 Petrus 3), maakte hij gebruik van de oude verbond apocalyptische taal om dezelfde dag aan te kondigen waar ook de Here Jezus over sprak, de dag des Heren, de val van Jeruzalem.

Conclusie        

In het jaar 70 na Christus vernietigde Jezus de oude wereld van het Judaïsme dat 1500 jaar bestond. De tempel was de enige plaats op aarde waar aan de Here offers werden gebracht werd en dan alleen nog maar door echte levieten. Nationaal Israël was het door God verkozen volk om de mensen de Messias en het Woord te brengen. Dat doel was nu bereikt, maar Israël had haar eigen Messias en Zijn koninkrijk afgewezen. Vervolgens had God een nieuw verbond opgericht met een nieuw volk. Toen dit nieuwe verbond was ingesteld en het oude verbondsvolk dit volledig afwees, kwam Jezus in oordeel en nam dat volk weg. Toen Jeruzalem was vernietigd, werd het nieuwe verbond bekrachtigd en Jezus volledig in het gelijk gesteld door alle vervulde profetieën. (Lukas 21:22). Hij werd geopenbaard zittende aan de rechterhand van de hogere macht toen de voorspelling van de val van Jeruzalem vervuld werd. Dit was de komst van de Here Jezus. Jezus voorspelde nooit een fysiek wederkomst naar deze aarde.

En dit blijft als een huis overeind staan: Jezus beloofde in de generatie van zijn discipelen in de eerste eeuw NC terug te keren. Het kan niet duidelijker omschreven worden. We hebben uitgelegd dat wanneer God tijdsperioden aangeeft, Hij ook werkelijk meende wat Hij suggereerde, wanneer Hij nu sprak over “nabij” of over een “lange tijd”. En als we dit vaststellen dan moeten we erkennen dat of, 1. dat Jezus loog, 2. dat Hij faalde, 3. dat Hij het verkeerd had, 4. dat Hij kwam! De Bijbel is of geïnspireerd, of hij is het niet – en natuurlijk is hij geïnspireerd is. Jezus loog niet, faalde niet en had het ook niet verkeerd.

God kan wel degelijk tijd bepalen en vaststellen. Hij kan een kalender lezen, omdat Hij de kalender heeft gemaakt. In duidelijke taal voorspelde Hij de tijd, niet de dag of het uur, maar de generatie over de terugkomst van Christus. En dat was de generatie uit de eerste eeuw NC. De enige manier om vast te houden aan een geloof in de inspiratie van de schriften en Jezus, is te geloven dat Hij zich aan Zijn woord heeft gehouden. Dit betekent een verandering van jou geloof over de aard van de wederkomst van de Here Jezus. En de vraag is, wil je veranderen?

Bron: ‘Can God tell time’ van Don K Preston