Als je op internet gaat zoeken zal je ontdekken dat het “preterisme” (de leer van de vervulde profetieën) als een dwaalleer wordt bestempeld. Het is nog niet zo lang geleden dat ik door de kerkleiding werd verweten een aanhanger te zijn van deze zogenaamde dwaalleer. Met verwijzing naar Galaten 1:8 zou ik een ander evangelie verkondigen. Ik moest mij bekeren ofwel mijn conclusies trekken, wat zoveel betekende dat ik beter kon vertrekken. De Bijbeltekst die ze daar voor aanhaalden was 2 Timotheüs 2:17-18:
“en hun woord zal voortwoekeren als kanker. Tot hen behoren Hymeneüs en Filetus, die uit het spoor der waarheid geraakt zijn met hun bewering, dat de opstanding reeds heeft plaats gehad, waardoor zij het geloof van sommigen afbreken”.
De vraag komt boven of er nog meer verzen zijn die je ook kunt gebruiken om het “preterisme” te brandmerken als een dwaalleer. Het antwoord hierop is: nee, die zijn er niet! Zonder 2 Timotheüs 2:17-18 hebben de critici geen andere Bijbelse grond voor de veroordeling van preteristen. Ze veroordelen de preteristen in feite ook alleen maar, omdat ze beweren dat dezelfde preteristen het futurisme (apocalyptisch getinte leer) beschouwen als een dwaalleer. En eigenlijk bevat het betreffende tekstgedeelte inderdaad een ondertoon van veroordeling van het futurisme. Laat ik dat proberen uit te leggen.
Ten eerste waren Hymeneüs en Filetus Judaisten. Ze waren van een soort misleiders die zich bezig hielden met Joodse fabels en geslachtsregisters (1 Tim. 1:4; Titus 1:10), die zichzelf aanstelden als leraars van de wet (1 Tim. 1:7). Ze onderwezen gelovigen om zich te onthouden van het genot van spijzen (1 Tim. 4:3), waarbij ze ongetwijfeld de levitische dieetvoorschriften hanteerden.
Omdat Hymeneüs en Filetus Judaïsten waren vergeleek Paulus hen met “Jannes en Jambres” (2 Tim 3:8). Volgens vroegere historici waren Jannes en Jambres Egyptische magiërs die de autoriteit van Mozes in Egypte ondermijnden. En net als Jannes en Jambres onderwezen Hymeneüs en Filetus christenen in vreemde doctrines van “Egypte” (Openb 11:8) en ondermijnden ze de autoriteit van Paulus’ evangelie en probeerden ze de christenen te misleiden door hen te laten geloven dat ze de nieuwe wijn van God (het beloofde land van het nieuwe verbond) in de oude “Egyptische” wijnzakken (van de oude verbondswereld) konden doen.
En op dezelfde manier verbindt Paulus in 2 Timotheüs 2:19 Hymeneüs en Filetus met de rebellie van Korah in Numeri 16:5, 26. Korah had honderden Israëlieten opgestookt om de autoriteit van Mozes ter discussie te stellen. En zoals God Korah en zijn volgelingen had vernietigd in de woestijn, zou God ook de Judaïsten Hymeneüs en Filetus oordelen en vernietigen (2 Tim. 4:1) en met hen anderen zoals zij (Hebr. 3:16-19).
Omdat volgens de leer van Hymeneüs en Filetus Jeruzalem en de tempel nog steeds bestonden (ongeveer 67 NC) nadat de opstanding zoals zij beweerden reeds had plaats gevonden, volgde hieruit dat “de zonen uit de besnijdenis” (zonen van Abraham) nu de erfgenamen van het eeuwige koninkrijk waren en dus het evangelie van genade van Paulus voor de Joden en heidenen een grote leugen was. De godslasterlijke dwaling van Hymeneüs en Filetus was dat de wereld van het Mozaïsche verbond voor altijd zou blijven bestaan nadat de vervulling van “de wet en de profeten” had plaatsgevonden en “nieuwe hemel en nieuwe aarde” (nieuwe verbond) was gearriveerd.
Deze “Hymeneüse” ketterij is precies het tegenovergestelde van het preterisme. Volgens het preterisme werd het oude verbond voor altijd en onherroepelijk tot een einde gebracht in de “opstanding”, waar “alle dingen” rond 70 NC vervuld werden. Er is absoluut geen theologische samenhang tussen het preterisme en de godslasterlijke Hymeneüse leugen van een altijd voortdurende “bediening des doods”.
Er is echter wel een duidelijke samenhang tussen de ketterij van Hymeneüs en de consequentie van het futurisme: Als “de wet en de profeten” vandaag nog niet vervuld zijn, “hemel en aarde (oude verbond)” nog niet voorbijgegaan zijn, elke “jota of tittel van de wet” nog niet vergaan is en “alle dingen” nog niet vervuld zijn zoals het futurisme beweerd, dan is in Schriftuurlijke zin de wet van Mozes nog niet vervuld en is deze tot op vandaag nog steeds van toepassing (Matt. 5:17-19; Hebr. 8:13, 9:10). Dit uitvloeisel van het futurisme is precies wat de Judaïsten Hymeneüs en Filetus onderwezen toen zij 67 NC beweerden dat de opstanding reeds had plaats gevonden.
Het is toch wel ironisch te constateren, dat nou net deze ene tekstpassage uit heel de Bijbel gebruikt wordt om preteristen te veroordelen, terwijl deze in werkelijkheid van toepassing is op de consequenties van het futurisme.