De algemene gedachte is, dat de Gemeente de Bruid van Christus is.
… In Efeze vertelt Paulus ons dat de gemeente de bruid is van Jezus Christus
… In Galaten vergelijkt hij het met het nieuwe Jeruzalem, de gemeente onder het nieuwe verbond.
… De schrijver van Hebreeën zei tegen de Hebreeuwse christenen in de eerste eeuw na Christus dat zij waren genaderd tot de berg Sion, de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem.
… Johannes ziet uiteindelijk in Openbaring een visioen, het nieuwe Jeruzalem die vanuit de hemel komt, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is.
De gemeente gaat gekleed als een bruid, dan gaat het dus over een huwelijksfeest. Jezus vertelde een aantal dingen over het huwelijk en ook een paar gelijkenissen, want Hij wist dat Hij zou gaan trouwen met Zijn bruid. Mattheus 22, de gelijkenis van het bruiloftsmaal – Mattheus 25, de gelijkenis van de 10 maagden die wachten op de bruidegom – en dan nog Johannes 14, waar Jezus vertelde dat Hij een plaats zou gaan bereiden voor Zijn bruid. Allemaal gebaseerd op een Hebreeuwse gewoonte, dat wanneer een man met zijn bruid wil gaan trouwen (die reeds ja heeft gezegd op zijn aanzoek) de man eerst een woning op het huis van zijn vader bouwt waarna hij naar het huis van de bruid gaat, haar ophaalt, met haar trouwt en haar naar zijn nieuwe huis brengt. Zoals bevestigd door Jezus die zei, in mijn huis zijn vele woningen en als ik dan heen ga om een woning te bereiden, dan kom ik terug om je op te halen en dan zal je zijn waar ik ook ben…. Maar de vraag komt boven,
…… is de gemeente nog steeds de bruid? Als dat zo is, dan betekent dit dat de gemeente al 2000 jaar verloofd is… maar wat te denken van de bruiloftsgasten die al 2000 jaar wachten, die moeten zo langzamerhand wel honger hebben gekregen…en waar zijn die bruiloftsgasten dan? Is er dan toch een voorportaal zoals een aantal denominaties denken? Want ze kunnen niet in de hemel zijn want Jezus is nog niet teruggekomen toch?
Voordat we hiermee verder gaan, belangrijk om vast te stellen dat de bijbel is een liefdesbrief is… en dan kijken we daarbij naar het huwelijk en daarin onderscheiden we drie aspecten: het trouwen, scheiden en opnieuw trouwen van God met het volk Israël.
We gaan daarvoor eerst naar het OT. Het OT is namelijk een beeld van het NT en het NT is de vervulling van dat beeld, zoals Paulus dat zei,… eerst komt het natuurlijke, dan het geestelijke… dus we kijken eerst eens wat er zich in het OT heeft afgespeeld.
- Het trouwen
God had een relatie met het Israël onder het oude verbond, een huwelijksrelatie. Je hoort daar weinig over. Soms horen we wel eens dat God getrouwd was met het Israël onder het oude verbond, maar zelfs dat weten de meeste mensen niet eens, en dan heb ik het nog niet eens over dat God weer zou trouwen met hetzelfde Israël .Wist u dat God zelfs eerst verloofd was met Israël voordat Hij ging trouwen? We zien dat in Jeremia 2 en gaan vervolgens naar Jeremia 3 waar God bevestigde met Israël getrouwd te zijn,
Zo zegt de Here: Ik gedenk de genegenheid van uw jeugd, de liefde van uw bruidstijd, toen gij Mij gevolgd waart in de woestijn, in onbezaaid land; (Jer 2:2)
Keert weder, afkerige kinderen, luidt het woord des Heren, want Ik heb u getrouwd; (Jer 3:14)
We kijken nu naar Gods voorstel om met Israël te trouwen staat beschreven in Exodus 19. Dit is een bekend tekstgedeelte maar dat neemt niet weg dat dit een belangrijk gedeelte is omdat dit van veel invloed is op de rest van de bijbel. We kijken hier dus naar Gods voorstel om met Israël te trouwen en aansluitend hun acceptatie: Ja, ik wil,
5 Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert en mijn verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij. 6 En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij tot de Israëlieten spreken zult. 7 Toen kwam Mozes en ontbood de oudsten van het volk en legde hun al deze woorden die de Here hem geboden had, voor. 8 En het gehele volk antwoordde eenparig: Alles wat de Here gesproken heeft, zullen wij doen. En Mozes bracht de woorden van het volk weder aan de Here over. (Exodus 19:4-8)
Maar wanneer kregen ze dan die bijbehorende woning ofwel het beloofde land? Dat was zo’n 40 jaar later toen het hele volk voor de tweede keer besneden werd en zo de smaad van Egypte (ze vertrouwden niet op hun God en wilden telkens weer terug naar Egypte, gebonden a.h.w.) werd afgewenteld voor dat ze het beloofde land konden binnengaan. Dit vinden we terug in Jozua 5 waar ook staat dat het Manna ophield te regenen en het volk vanaf dat moment zou eten van wat het land Kanaän zou opbrengen…
“Mijn verbond” staat er, en dit is dus een huwelijks verbond. En Mij tot een eigendom betekent niet dat Hij de andere volken niet liefhad, Hij zegende zelfs het volk Egypte en Assyrië. Het betekent alleen dat Hij een speciale relatie met Israël had, Israël was Zijn speciale schat, Zijn geliefde, Hij hield gewoon meer van Zijn vrouw, Hij had daar een relatie mee.
We praten hier dus over Gods voorstel aan de natie Israël (vs 6)… “en het volk antwoordde daarop, alles wat de Here gesproken heeft, zullen wij doen.” Het was de “ja” op Gods aanzoek… En Mozes bracht vervolgens de woorden over aan God.
We komen hier voor de eerste keer het woord “koninkrijk” tegen in relatie tot Gods koninkrijk. En de naam die God aan haar gaf is, is een indicatie voor de relatie die ze hebben, een huwelijksrelatie. Het woord Israël betekent: “regeren met God (El)”. Hij was koning, zij Zijn vrouw en samen regeren ze over het koninkrijk. En deze wetenschap is cruciaal in het begrijpen van Gods huwelijk, scheiding en opnieuw trouwen met Israël. Want de start van het koninkrijk markeert Gods huwelijk met Israël; de verwijdering van het koninkrijk is een indicatie van Gods scheiding van Israël. En deze scheiding vinden we terug in het boek Hosea…
2. De scheiding
Hosea, een boek geschreven door de profeet Hosea aan hoofdzakelijk de 10 stammen van Israël, het huis van Israël genoemd. Na koning Salomo viel (geheel) Israël uiteen in een 2 en 10 stammenrijk, het huis van Juda en het huis van Israël. Het gaat hier over een relatie die Hosea moest aangaan met een ontuchtige vrouw, de hoer “Gomer”, (als beeld van Gods relatie met Israël) waar we in vers 4 zien dat er een eind gemaakt werd aan het koninkrijk van Israël.
“Toen ging hij heen en huwde Gomer, de dochter van Diblaïm, en zij werd zwanger en baarde hem een zoon. De Here zeide tot hem: Noem hem Jizreël, want het zal niet lang meer duren of Ik zal de bloedschuld van Jizreël bezoeken aan Jehu’s huis, en een einde maken aan het koninkrijk van het huis Israëls.” (Hosea 1:4)
“Zij werd wederom zwanger en baarde een dochter; Hij zeide tot hem: Noem haar Lo-Ruchama, want Ik zal Mij voortaan niet meer over het huis Israëls ontfermen, Ik zal hen zeker wegvoeren.” (Hosea 1:6)
“Toen zeide Hij: Noem hem Lo-Ammi, want gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn.” (Hosea 1:9)
We zien in vers 4 dat de koninklijke relatie die begon met het huwelijk van God met Israël hier tot een eind komt, ofwel de scheiding markeert tussen God en het huis van Israël. Het huis van Israël werd volgens vers 4 gescheiden van en door God, volgens vers 6 verstrooid onder de volken en volgens vers 9 verloor ze haar identiteit.
Het huis van Juda werd gespaard – niet omdat ze zich beter gedragen hadden als het huis van Israël, (volgens Jeremia zelfs was ze zelfs slechter) maar omdat Gods Zoon uit Juda geboren zou worden… dat lezen we in Genesis 49 waar staat: de scepter zal van Juda niet wijken, nog de heersersstaf (het Joodse religieuze bolwerk) tussen zijn voeten totdat Silo komt… Echter dezelfde Silo (Jezus) zou worden afgewezen door de leiders huis van Juda, en zou God ook van hen gaan scheiden en verloren ook zij hun koninklijke relatie met hun God, zoals we lezen in de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters in Mattheus 21 waarin de pachters worden voorgesteld als de farizeeërs,
Daarom, Ik zeg u (farizeeërs), dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat de vruchten daarvan opbrengt. (Matt 21:43)
Toen begrepen de Farizeeërs dat Jezus hen bedoelde… Dus huis van Juda wordt hier op dezelfde wijze gescheiden van God als het huis van Israël. Hoe weten we dat? Omdat het koninkrijk van hun werd afgenomen!!! De verwijdering van het koninkrijk markeert de scheiding van God.
Tragisch genoeg hebben dus de beide huizen van Israël ontucht gepleegd met andere goden en werden ze vervolgens gescheiden door en van hun God.
Maar toch zou alles weer goed komen. Want dat was uiteindelijk Gods doel, namelijk om een toekomstig “overblijfsel” van dezelfde fysieke Israëlieten weer terug te brengen in een huwelijksrelatie met Hem, onder een nieuwe verbond. Een “overblijfsel” dus, niet één of ander multiraciaal volk dat bestaat uit gelovigen uit alle volken, het zgn geestelijk Israël. God zou uiteindelijk een toekomstig overblijfsel van dezelfde fysieke Israëlieten weer terug brengen in een huwelijks relatie met Hem onder een “nieuw verbond”. Datzelfde fysiek Israël, zo lezen we in Hosea 1 & 2, voorheen Gods vrouw en koningin, zou weer opnieuw een wettelijke claim leggen op haar echtelijke naam Israël (regeren met God naast haar als Zijn vrouw). We lezen over het hertrouwen, (want daar praten we over) in de vervolg verzen van Hosea 1: nadat ze gescheiden was, verstrooid onder de volken en haar identiteit verloren had,
3. Hertrouwen
“Eens echter zullen de kinderen Israëls talrijk wezen als het zand der zee, dat niet te meten of te tellen is. En ter plaatse waar tot hen gezegd wordt: Gij zijt mijn volk niet – zullen zij genoemd worden kinderen van de levende God. Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël zich bijeenscharen, één hoofd over zich stellen, en optrekken uit het land; want groot zal de dag van Jizreël zijn.” (Hosea 1:10-11)
We zien hier dus dat de beide huizen van Israël weer bij elkaar zouden komen onder één hoofd, dat is Jezus, en over zouden gaan van het fysieke land naar het geestelijke land. En verder in hoofdstuk 2 nog een paar dingen over Israëls terugkeer,
“Dan zal zij (huis van Israël, verstrooid onder de volken) haar minnaars nalopen, maar hen niet bereiken; hen zoeken, maar niet vinden. Dan zal zij zeggen: ik wil heengaan en terugkeren tot mijn eerste man, want toen had ik het beter dan nu. (vs 6)
Dit is hetzelfde beeld als gelijkenis van Jezus over de verloren zoon, een prachtig beeld dat we altijd weer terug kunnen keren tot onze God de Vader. Maar hier ligt er ook een diepere betekenis in voor de Joden, waar de verloren zoon het huis van Israël voorstelt en de zoon die thuis bleef het huis van Juda voorstelt. Verder met vers 13-15 en vers 17,
“Daarom zie, Ik (God) zal haar lokken, en haar leiden in de woestijn, en spreken tot haar hart. Ik zal haar aldaar haar wijngaarden geven, en het dal Achor maken tot een deur der hoop. Dan zal zij daar zingen als in de dagen van haar jeugd, als ten dage toen zij trok uit Egypte. En het zal te dien dage geschieden, luidt het woord des Heren, dat gij Mij noemen zult: mijn man, en niet meer: mijn Baäl.” (vs 13-15)
Te dien dage zal Ik voor hen (huis van Israël) een verbond sluiten, met het gedierte des velds, het gevogelte des hemels en het kruipend gedierte der aarde. Dan zal Ik boog en zwaard en oorlogstuig in het land verbreken, en hen veilig doen wonen. (vs 17)
Het gedierte des velds, het gevogelte des hemel en de kruipende dieren op de aarde is een beeld van heidenen; hier wordt dus voor het eerst het huis van Israël vergeleken met heidenen. Welk verbond spreekt Hij hierover? Het nieuwe verbond van Jeremia 31 en aangehaald in Hebreeën 8, “want Ik zal voor het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond tot stand brengen, niet het verbond dat Ik met hun vaderen maakte, want daar hebben zij zich niet aan gehouden”. Verder met vers 18-19,
…Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming; Ik zal u Mij tot bruid werven door trouw; en gij zult de Here kennen.” (vs 18-19)
“Dan zal Ik haar voor Mij zaaien in het land, en Mij ontfermen over Lo-Ruchama, en tot Lo-Ammi zeggen: Gij zijt mijn volk (mijn vrouw, mijn koningin). En hij zal zeggen: Mijn God!” (vs 22)
We zien hier Gods oneindige liefde, zijn goedertierenheid, ontferming en zijn vergevingsgezindheid. Maar er komt een cruciale vraag naar boven die beantwoord moet worden: Overtreedt God hier niet een wet? Want volgens Deut 24:1-4 is het gruwel in Gods ogen als een man die van zijn vrouw gescheiden is (door overspel verontreinigt), deze weer terug wil nemen als zijn wettige vrouw. Ook God kan maar zo niet zijn eigen wetten breken. We gaan eens kijken wat er staat in Deut 24,
Wanneer iemand een vrouw genomen en gehuwd heeft, dan zal, – als hij haar geen genegenheid toedraagt, omdat hij iets onbehoorlijks aan haar gevonden heeft, en hij een scheidbrief geschreven en haar die overhandigd heeft, waarna hij haar uit zijn huis heeft weggezonden; (Deut 24:1)
Dus alle drie vereisten die nodig zijn voor een wettige scheiding waren vervuld door God. Na de ontucht,… is er een scheidbrief geschreven, vervolgens aan haar overhandigd en haar daarna weggezonden, allemaal zoals we zojuist lazen Hosea 1. Maar wat staat er dan in over het hertrouwen?
2 en als zij dan uit zijn huis vertrokken, haars weegs gegaan en de vrouw van een ander geworden is; 3 en als dan de laatste man een afkeer van haar krijgt, een scheidbrief schrijft, haar die overhandigt en haar uit zijn huis wegzendt; of als de laatste man, die haar tot vrouw genomen heeft, gestorven is – 4 dan zal de eerste echtgenoot, die haar weggezonden heeft, haar niet opnieuw tot vrouw mogen nemen, nadat zij verontreinigd is geworden; want dat is een gruwel voor het aangezicht des Heren; (Deut 24:2-4)
Dus door Zijn eigen wet kon God, die de man van Israël was, Israël die verontreinigd was door andere goden (Baäls), haar niet meer opnieuw tot zijn wettige vrouw nemen. Maar dat is wel wat Hij Zijn gescheiden vrouw Israël beloofd had, dat hebben we net gelezen in Hosea 1. Hoe kan God dan toch zijn belofte vervullen om met een overblijfsel van zijn gescheiden vrouw te hertrouwen onder een nieuwe verbond, zonder daarbij zijn eigen wetten te breken m.b.t. scheiding en hertrouwen? Hoe moet dat dan? Paulus legt dit haarfijn uit in de brief aan de Romeinen, hoofdstuk 7 de eerste paar verzen,
1 Of weet gij niet, broeders, – ik spreek immers tot wie de wet kennen – dat de wet heerschappij voert over de mens, zolang hij leeft? 2 Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond. 3 Zo zal zij dan, indien zij bij het leven van haar man een ander tot man neemt, echtbreekster heten; wanneer echter de man sterft, is zij vrij van de wet, zodat zij geen echtbreekster is, indien zij zich aan een andere man geeft. (Rom 7:1-3)
Paulus laat hier een stukje beeldspraak zien. De gehuwde vrouw is hier Israël. Vraag: wiens dood maakt iemand vrij? Alleen de dood van de man (God) bevrijdt de vrouw van de wet. Wie stierf er dus? Jezus – Jeshua, “die zijn volk redt”. Of zoals Johannes 1:14 zegt, “het woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond”. Hier wordt dus een beeld geschetst van Jezus die getrouwd is met Israël…. en dezelfde Jezus is God, zoals Paulus schreef aan de Filippenzen,
die de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar zichzelf ontledigd heeft, en een gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. (Fil 2:6-8)
Hij was dus de man die kwam en stierf om zijn verloren schat
vrij te kopen van de wet die haar aan
haar man (God) bond, zodat Hij opnieuw zou kunnen trouwen met het overblijfsel
daarvan. Dus Jezus is God, de ex-man van het gescheiden Israël,… die met Zijn
dood en opstanding het mogelijk maakte om weer opnieuw te trouwen met het
overblijfsel van Israël onder een nieuw verbond (huwelijks verbond).
Maar… dat is nog niet alles. Er was nog een wet waar Jezus (God) aan
moest voldoen. Jezus kon niet met een verontreinigde bruid zou trouwen want
daarmee zou Hij als bloedverwant Hogepriester onder het oude verbond de wet
overtreden:
Een (hoge)priester….zal een maagd uit zijn volksgenoten nemen tot vrouw. (Lev 21:13-14)
Er vallen hier twee dingen op, allereerst moest het een reine maagd of bruid zijn, maar ook kwam die maagd uit zijn volksgenoten, uit de Israëlieten dus; en niet uit niet-Israëlieten. En Paulus wist dit als geen ander, als kenner van het oude testament met al zijn regels, wetten en voorschriften. En dus vertelde hij aan de Korintiërs,
Want met een ijver Gods waak ik over u, want ik heb u verbonden aan één man, om u als een reine maagd (Israël) voor Christus te stellen. (2 Kor 11:2)
Dus door Zijn sterven, begrafenis en opstanding maakte Hij het mogelijk voor het verontreinigde Israël om weer een reine maagd te worden en om vervolgens met haar weer opnieuw te kunnen trouwen.
Dus er is veel meer aan de hand met het sterven van Christus dan wij over het algemeen denken of ons verteld wordt. Niet alleen moest Christus sterven voor verzoening van onze zonden (Lam van God die de zonde van de wereld wegneemt), maar ook als man om Israël te verlossen ofwel “om hen die onder de wet vrij te kopen, opdat zij het recht van zonen zouden verkrijgen” (Gal 4:5). Echter om Israël terug te kopen (dat betekent verlossen, vrijmaken) en haar te herstellen tot een Israël met een nieuwe naam (het Israël Gods), moest Christus ook een vleselijke nakomeling zijn van David, om de eisen te vervullen van een bloedverwant-verlosser (Lev 25:45-49). Hij moest dus van dezelfde vleselijke afkomst zijn om zijn volk terug te kunnen kopen. Hij moest dus een Hebreeuwse Israëliet zijn. Kijk wat de schrijver van Hebreeën daarover zegt,
Want over de engelen ontfermt Hij Zich niet, maar Hij ontfermt Zich over het nageslacht van Abraham. Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen. (Hebr 2:17-18)
De reden waarom Jezus moest sterven is dus niet alleen voor ons als individu,… maar ook om weer te kunnen trouwen met Zijn gescheiden en verstrooide bruid, die hoer geworden was (echtbreuk had gepleegd), maar weer maagd geworden was. Hij, die weer opstond als een nieuwe man uit het graf, zou weer opnieuw met haar trouwen en daarbij alle oud testament profetieën zou vervullen.
Dus het gaat allemaal over het verlossen, reinigen en bijeenbrengen van de beide huizen van Israël onder een hoofd (Jezus) en aansluitend het opnieuw trouwen van Jezus (God) met een overblijfsel daarvan. In het oude testament voorspeld en in het nieuwe testament zien we dat dit tot uitvoer werd gebracht. Zoals Paulus zei, eerst is er een fysieke relatie, als beeld van de geestelijke relatie die zou komen.
Dus Jezus kwam niet alleen voor de Joden. Jezus zei in Mattheus 15, “Ik ben alleen gezonden tot de verloren schapen van het huis van Israël”, “want Hij zou Zijn volk redden” staat in Matt 1:21,….. en in Mattheus 10 gaf Hij dezelfde opdracht aan de discipelen, “begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis van Israël”. Er zijn nog veel meer teksten waar Jezus dit duidelijk maakt – ik noem er nog een paar,
Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder. (Joh 10:16)
“Deze stal” stelt het huis van Juda voor en die andere stal stelt het huis van Israël voor, en niet niet-Israëlieten zoals ons veelal wordt voorgehouden. Altijd als we woorden lezen als, schapen, stal, kudde, herder, dat zijn Israël gerelateerde uitdrukkingen en die hebben alleen betrekking op Israël. En dan nog een tekst,
Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam de Vaders en de Zoons en de Heilige Geest en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding van de (oude verbonds-) wereld. (Matt 28:19-20)
Met alle volken wordt hier in principe de twaalf stammen van Israël bedoeld. Jezus gaf de discipelen de opdracht om het evangelie te verkondigen en ze op de hoogte te brengen van het naderende einde van het Mozaïsche verbond met alles wat daarbij hoort, grote verdrukking, oordeel, inclusief de wederkomst en opstanding etc., zoals door Jezus voorspeld in Mattheus 23 en 24. En dat is ook precies wat de apostelen hebben gedaan, dat halen we uit de brieven. De brieven van zowel Paulus, Jacobus en Petrus zijn geschreven aan de 12 stammen in de verstrooiing.
Jakobus, een dienstknecht van God en van de Here Jezus Christus, groet de twaalf stammen in de verstrooiing. (Jac 1:1)
Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de vreemdelingen, die in de verstrooiing zijn in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bitynië,… de uitverkorenen naar de voorkennis van God, de Vader (1 Petrus 1:1)
Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee,… (1 Kor 10:1)
Wat zullen wij dan zeggen, dat Abraham, onze voorvader naar het vlees, verkregen heeft? (Rom 4:1)
Dus de apostelen deden niet anders dan wat Jezus hun had opgedragen, de verkondiging van het evangelie aan de 12 stammen van Israël, zoals Paulus het uitdrukt: eerst voor de Jood maar ook voor de Griek, ofwel de Griekse verstrooiing. De farizeeërs dachten ook toen ze Jezus hoorden praten, Hij zal toch niet naar de Griekse verstrooiing gaan…( Joh 7:35). Met de Griekse verstrooiing bedoelden ze de afgescheiden stammen van Israël mee, in hun ogen waren dat de onbesneden heidenen: alleen zij waren zonen van Abraham.
Het doel van zowel Jezus’ bediening als die van de apostelen was dus om de beide huizen weer bij elkaar te brengen, om ze na herstel tot één bruid te maken. En nu komt ook Romeinen 11 in een ander daglicht te staan, het verhaal van de twee olijftakken die weer bij elkaar komen,… dat niets anders is dan de vervulling van Ezechiël 37, het bijeenbrengen van de twee stukken hout die weer tot één stuk hout gemaakt zou worden; laten wij daar even naar kijken,
Zo zegt de Here Here: zie, Ik neem het stuk hout van Jozef – dat aan Efraïm toebehoort – en van de stammen Israëls die daarbij behoren, en Ik voeg het bij het stuk van Juda en maak ze tot één stuk hout, zodat zij één zijn in mijn hand….Zo zegt de Here Here: zie, Ik haal de Israëlieten weg uit de volken naar wier gebied zij gegaan zijn….En Ik zal hen tot één volk maken…..Ik zal hen verlossen van alle afvalligheid waarmee zij gezondigd hebben, en hen reinigen, zodat zij Mij tot een volk zullen zijn en Ik hun tot een God zal zijn….En mijn knecht David zal koning over hen wezen; één herder zal er voor hen allen zijn (Ezechiël 37:19-24)
We zien hier dus dat de beide huizen van Israël hier voorgesteld worden als twee stukken hout die weer tot één stuk hout werd gemaakt, onder één hoofd, dat is Jezus, die herder zou zijn voor hun allen, wat we zojuist gelezen hebben in Johannes 10. Maar voordat we naar Romeinen 11 gaan, moeten we eerst even naar Romeinen 9 kijken, want het hangt allemaal af van wat voor betekenis we geven aan de Joden en de heidenen in de Romeinen brief, want hier is heel veel misverstand over, wat weer leidt tot verkeerde bijbel uitleg. Dus wie zijn de Joden en wie zijn de heidenen. Dat vinden we terug in Romeinen 9,
…juist om de rijkdom zijner heerlijkheid bekend te maken over de “voorwerpen van ontferming”, die Hij tot heerlijkheid heeft voorbereid? En dat zijn wij, die Hij “geroepen” heeft, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen, gelijk Hij ook bij Hosea zegt: Ik zal niet-mijn-volk noemen: mijn-volk, en de niet-geliefde: geliefde. (Rom 9:23-25)
Er is maar één volk die de voorwerpen van ontferming zijn en er is maar één volk die geroepen zijn, en dat is het volk Israël. We zien hier dus dat de Joden het 2-stammen huis van Juda voorstellen (en niet de Israëlieten zoals sommige bijbelvertalingen ons willen doen geloven) en de heidenen het 10-stammen huis van Israël (het niet-mijn volk van Hosea 1). In Romeinen 11 is dat niet anders, en als we dan Romeinen 11:25-26 lezen, dan komt ook deze uitleg in een heel ander daglicht te staan,
25 Want, broeders, opdat gij (Romeinse christenen) niet eigenwijs zou zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël (huis van Juda) gekomen, totdat de volheid der heidenen (het huis van Israël) binnengaat, 26 en aldus zal heel Israël (de beide huizen van Israël) behouden worden, gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal goddeloosheden van Jakob (de 12 stammen van Israël) afwenden. (Rom 11:26-27)
Het mag duidelijk zijn dat we hier praten van een overblijfsel van heel Israël zoals een paar verzen eerder ook bevestigd door Paulus,
Zo is er dan ook in de tegenwoordige tijd een overblijfsel gelaten naar de verkiezing der genade. (Rom 11:5)
Hier staat tegenwoordige tijd, dat was toen, 2000 jaar
geleden en niet nu. Toen, 2000 jaar geleden was er een overblijfsel gelaten…
En over het geheimenis: Het is nooit een “geheimenis” geweest dat vreemdelingen
of andere volken deel konden worden van Israël, dat was altijd al zo, mits ze
de wet aannamen en besneden werden. Maar dit zogenaamde geheimenis was voor de
Joden bedoeld, zij hadden nooit verwacht dat de beide huizen weer bij elkaar
zouden kunnen komen.
Het resultaat van dat de verlosser uit Sion (Jezus) komt, is dat van het huis van Juda de ogen geopend werden (door verkondiging van het evangelie door Jezus en de apostelen in de eerste dagen van Handelingen) en het huis van Israël weer terugkeerden naar hun God, hier omschreven als de volheid der heidenen die binnengaat (door de verkondiging van het evangelie door de apostelen in de verstrooide gebieden). God zou een overblijfsel verlossen van alle geslachten van Israël – van de beide huizen van Israël, van de beide olijftakken, de natuurlijke en wat eerst de wilde olijftak was. Het is overduidelijk dat het nieuwe verbond gemaakt is met het overblijfsel van de beide huizen van Israël (het huis van Juda en het huis van Israël). Je zult tevergeefs zoeken naar een tekst waarin staat dat het nieuwe verbond met iemand anders gesloten zou zijn dan met Israël. En waarom alleen met Israël? Omdat het nieuwe verbond (net als het oude verbond) een huwelijksverbond was waar God opnieuw met Israël zou trouwen, o.a. Hosea 1 & 2.
Openbaring…
We gaan nog even naar het boek Openbaring. In dit boek staat dat de herstelde twaalf stammen van Israël zouden zijn gekocht als eerstelingen voor God,
En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en bij Hem honderdvierenveertigduizend, met op hun voorhoofden zijn naam en de naam zijn Vader geschreven stonden..… Zij zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagden. Zij zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam. En in hun mond is geen leugen gevonden; zij zijn smetteloos. (Openb 14:1-4)
Altijd als we horen van eerstelingen, dan kan de oogst niet ver weg zijn. Er zit namelijk geen 2000 jaar tussen de eerstelingen en de oogst zoals vele theologen en bijbelleraren ons willen doen geloven. Dan zou de oogst allang verrot zijn, daarnaast had Jezus gezegd in Mattheus 13 dat de oogst de voleinding van de wereld was (vers 39), en dat is het einde van de oude verbondswereld, en niet het einde van de planeet aarde. Dus als we consequent zijn, dan moeten we vaststellen dat de belofte van herstel van de beide huizen van Israël zijn vervuld, of wij zijn vandaag ook nog niet vrijgekocht.
Dus met de verwoesting van Jeruzalem en de oude tempel (beeld van het verdorven oude verbondsbolwerk) in de eerste eeuw waren zij (de beide huizen) weer één geheel geworden en was hun relatie met hun God (Yahweh) hersteld als Zijn bruid onder een Nieuw Verbond, zoals ook voorspeld door de schrijver van Hebreeën,
Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen. (Hebr 8:8)
En wanneer zou dat dan plaatsvinden? Dat lezen we in een paar verzen verder op…
Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat verouderd en verjaard is, is niet ver van verdwijning. (Hebr 8:13)
Niet ver van verdwijning 2000 jaar geleden, is niet ver van verdwijning. M.a.w. het zou niet lang meer duren voordat het eerste verbond zou verdwijnen (2000 jaar geleden dus). En altijd als er een verbond verdween, kwam er onmiddellijk een nieuw verbond voor in de plaats. En zo ook hier, 70 na Christus is met de verwijdering van Jeruzalem en de tempel het oude verbond definitief van het toneel verdwenen en werd daarmee het nieuwe verbond bekrachtigd. Zoals de schrijver van Hebreeën ook voorspelde in hoofdstuk 9,
…dat de weg naar het heiligdom nog niet openlag, zolang de eerste tent (tempel) nog bestond. (Hebr 9:8)
Dus zodra de tempel was vernietigd, de tempel met al zijn rituelen niet meer bestond, lag de weg naar het heiligdom definitief open. En daarmee is ook Openbaring 21:2-3 vervuld,
2 En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. 3 En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn,
Zoals we eerder zagen in Leviticus komt de bruid uit hun volksgenoten, de Israëlieten. Allemaal zoals ook voorspeld door Jezus in het evangelie van Johannes,
Te dien dage zult gij weten, dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u. (Joh 14:20) (In Christus…)
Te dien dage, met de verwijdering van het oude verbond en de bekrachtiging van het nieuwe verbond zult gij weten dat ik in de Vader ben, gij in Mij en Ik in u,… ofwel het “in Christus” zijn.
Dus net zoals de Israëlieten in het OT na de 40-jarige woestijnperiode voor de tweede keer fysiek besneden werden (en smaad van Egypte werd afgewenteld) voor ze het beloofde land binnengingen ….. werden de Israëlieten in het NT na de 40-jarige woestijn periode voor de tweede keer geestelijke besneden (en de smaad van Egypte werd afgewenteld) voor ze het geestelijke beloofde land binnengingen. In Openbaring 11 wordt het verdorven Joodse religieuze bolwerk vergeleken met Egypte…
…..Want toen zag elk oog Hem, ook zij die Hem doorstoken hadden, en alle stammen der aarde (hier worden de 12 stammen van Israël mee bedoeld) – toen begrepen zij, toen ontvingen zij een geestelijke gewaarwording, een innerlijke zekerheid, dat Jezus inderdaad de Messias was, want alles wat Hij had voorspeld was tot in detail uitgekomen…
Zoals Jezus zei: In mijn huis zijn vele woningen, als dat niet zo was had ik dat u gezegd. En als ik dan terugkom, dan kom ik terug om u op te halen en dan zult u zijn daar waar in ben…… het gaat hier niet over een naar de hemel gaan… het is Jezus die woning maakt in je hart door de heilige geest…
De ongelovige heidenen
Maar hoe zit het dan met de niet-Israëlieten, de ongelovige heidenen? Horen die er niet bij dan? Ik ben geen Israëliet en hoe pas ik dan in het nieuwe verbond dat opgemaakt is voor Israël? Worden wij niet in de steek gelaten? Nee! We gaan naar Mattheus 13:44. Hoofdstuk 13 gaat over gelijkenissen m.b.t. het koninkrijk en vers 44 is een gelijkenis in één vers vastgelegd waar we het volgende vinden,
Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een schat, verborgen in een akker, die een mens ontdekte en verborg, en in zijn blijdschap erover gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft en koopt die akker. (Matt 13:44)
De schat is Israël, Gods geliefde, de akker is de toenmalige (deze)wereld en de mens die alles verkoopt is Jezus, die dezelfde schat weer terugkoopt en daarvoor de hele wereld koopt. Hij kocht de toenmalige wereld waar de schat was verborgen! (Lam van God die de zonde van de wereld wegneemt).
Dus hoewel de niet-Israëlieten niet het doel waren, ze waren wel onderdeel van het geheel en kregen ze dus ook deel aan de genade en onvoorwaardelijke liefde van God. En net zoals de vreemdelingen in de tijd van het Mozaïsche verbond deel konden krijgen aan de voordelen van het oude verbond (zie Ex 12:43-49; 1 Kon 8:41-60; Jes 56:3-8 etc.), mits ze de wet aannamen en besneden werden – zo konden ook de ongelovige niet-Israëlitische heidenen deel krijgen aan de voordelen van het nieuwe verbond, mits ze Jezus aannamen en geestelijk besneden werden – Hij/zij zou dan gelden als in het (geestelijke) land geboren.
… Dus volgens Mattheus 13:44 heeft God ook voor ons voorziening gemaakt door het bloed van Jezus en zo hebben wij ook deel gekregen aan de voordelen van het nieuwe verbond en eten we van wat het geestelijke land opbrengt: Jezus, die zei: Ik ben het brood des levens, wie tot mij komt zal nooit geen hoger meer hebben en wie mij volgt zal nooit geen dorst meer hebben…
Conclusie: Is de gemeente, nog steeds de bruid van Christus? Nee, want met dat het oude verbond was verwijderd, werd het nieuwe verbond definitief bekrachtigd, is zij daarmee zijn vrouw geworden en daarmee hebben wij het recht van zonen verkregen (Gal 4:5) en zijn wij daarmee zonen en dochters van de levende God en mede erfgenaam geworden van Zijn koninkrijk…
En daarmee is ook de “grote opdracht” zoals beschreven in 1 Petrus 2:9 voor ons van toepassing – en hier komen we dezelfde tekst weer tegen als die van Exodus 19, maar dan voor een nieuw volk onder een nieuwe naam: het Israël Gods…
Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht. (1 Petrus 2:9)
De bijbel compleet in harmonie….. en zo hoort het ook…..